Formuleren 2MH

Formuleren, grammatica en spelling 2MH
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Formuleren, grammatica en spelling 2MH

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Alle of allen?
A
De cadeautjes hebben alle dezelfde vorm.
B
De cadeautjes hebben allen dezelfde vorm.

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Alle of allen?
De kippen waren [...] ontsnapt.
A
alle
B
allen

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Beide of beiden?
'Mijn ouders zijn [...] met pensioen'.
A
beide
B
beiden

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Beide of beiden?

De bedrijven gingen ... verhuizen.
A
beiden
B
beide

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Beide of beiden?

Meron en Rashid zijn ... aanwezig bij de praktijklessen.
A
Beide
B
Beiden

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het signaalwoord in het onderstaande stukje:

Verslaafd aan je smartphone?
Zet je data en wifi op je telefoon uit. Hierdoor krijg je geen berichten meer binnen.

A
hierdoor
B
en
C
geen
D
aan

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan welk signaalwoord zag je dat het om een conclusie ging?
A
dus
B
en
C
maar
D
daardoor

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Heeft deze zin een dubbele ontkenning:
Ik ga morgen niet naar school.
A
Geen dubbele ontkenning
B
Wel dubbele ontkenning

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als of dan?
Eerlijker gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute drop. 

A
dan
B
als

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als of dan?
Winkelen is even leuk .....naar de bioscoop gaan.
A
dan
B
als

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

als of dan?
Kleine auto’s rijden een stuk zuiniger .... grote terreinwagens. 
A
dan
B
als

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdzin of bijzin?

Dave heeft geen zin om hard te lopen, omdat hij een zware tas bij zich had.
 heeft.

A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdzin of bijzin?
‘(1)Ilse kan niet pinnen, (2) omdat haar saldo te laag is.’
A
1 = hoofdzin, 2 = bijzin
B
1 = bijzin, 2 = hoofdzin
C
1 en 2 zijn allebei hoofdzinnen

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de juiste spelling?
A
Reuzeleuk
B
Reuzenleuk

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de juiste spelling?
A
maneschijn
B
manenschijn

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Samenstellingen
A
zonnenbril
B
zonnebril

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is het onderstreepte gedeelte van de zin een hoofdzin of bijzin?


'Ik kom naar jouw feestje, als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 18 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper, omdat mijn haar te lang is.'
Ik ga morgen naar de kapper =
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 19 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
werkwoordspelling
Ik (besteden) veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteed
B
besteedt
C
besteden

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

werkwoordspelling
A
Wordt jij later beroemd?
B
Word jij later beroemd?

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

werkwoordspelling
A
hij bediend de gasten in het restaurant
B
hij bedient de gasten in het restaurant

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tips voor het leren
  • Bekijk de doelen uit Taalverzorging
  • Maak de zelftoetsen
  • Ga online oefenen op websites als: Juf Melis spelling
  • Cambiumned spelling

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions