3.2 Ruimte voor de landbouw

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

3.2 Ruimte voor landbouw

Wat is landbouw?

Leerdoelen

• Je weet de verschillende soorten landbouw
  
  
• Je weet hoe de landbouw steeds meer voedsel kan produceren.
  
  
  
• Je weet wat wereldwijd de gevolgen zijn van veranderingen in de landbouw.

Landbouw

• Mensen in een land werken in 3 sectoren:
  - Landbouw (§2)
  - Industrie (§3)
  - Diensten (§4)

Landbouw

• Landbouw is een belangrijke sector
  - Zorgt voor voedsel
  
  
• In rijke landen steeds minder boeren
  - In Nederland nog maar 1%/2% in de landbouw
  - Maar maken wel steeds meer voedsel!

Specialisatie

• Boeren kiezen voor 1 soort landbouw: Specialisatie
  

1. Akkerbouw: Gewassen verbouwen (aardappel, tarwe)
2. Veeteelt: Houden van vee (koeien, schapen)
3. Tuinbouw: Kweken groenten, fruit of bloemen
4. Bosbouw: Bomen planten (houtproductie)
   
   

• Gemengde landbouw: Meerdere landbouw op 1 stuk grond

Huiswerk

Paragraaf 3.2

Opdracht 1 t/m 9

3.2 Ruimte voor landbouw

Leerdoelen

• Je weet de verschillende soorten landbouw
  
  
• Je weet hoe de landbouw steeds meer voedsel kan produceren.
  
  
  
• Je weet wat wereldwijd de gevolgen zijn van veranderingen in de landbouw.

Welke 4 vormen van landbouw hebben we?

Wat is het voordeel van specialisatie in de landbouw?

Intensieve landbouw

• Door intensivering maken we veel meer voedsel dan vroeger
  
  
• 3 oorzaken: 

1. Gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen
2. Verbetering van irrigatie voor akkers
3. Mechanisatie in de landbouw. Machines nemen het werk over van mensen.

Gewassen verbeteren

• Een andere verandering!
  
  
• Kenmerken van planten aanpassen:
  - Beter tegen droogte
  - Te planten in andere grond
  - Ook bij dieren toe te passen (sterke rassen/ziektebestendig)

Gevolgen

• Omdat we steeds meer voedsel produceren:
  

1. Meer voedsel dan dat we opeten
2. Landbouw mogelijk op eerder onmogelijke plekken
   
3. Rijke boeren hebben geld voor irrigatie en mechanisatie en verdienen veel geld.
   
4. Arme boeren blijven achter door tekort aan geld. 

Huiswerk

Paragraaf 3.2

Opdracht 1 t/m 14