1kth2 Grammatica onderwerp/ zinsontleding

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

   Grammatica (cursus 5)          Welkom

Op je tafel:

Laptop (dicht)

schrift/pen

lesboek/

Nederlands

Zinsdelen... geen woordsoorten

Wat gaan we doen?

Quizizz

• Lesdoelen
• Terugblik uitleg: grammatica/ zinsontleding
• Zelfstandig werken
• Evaluatie les

Lesdoelen

Aan het einde van de lessen...

• kan je het onderwerp vinden in een zin.
• 
  

Wat is de pv in de volgende zin:
Hadden wij gisteren een workshop van Buddy Tegenbosch?

1. Hadden
2. wij
3. gisteren
4. een workshop

Persoonsvorm tijdproef 

1. Zet de zin in de andere tijd (tijdproef). 

2. Het woord dat verandert is de pv.

Ik loop naar school.

Ik liep naar school.

Elke zin heeft een persoonsvorm.

Persoonsvorm vraagproef 

1. Maak een vraagzin (vraagproef). 

2. Het woord dat verandert is de pv.

Ik loop naar school.

Loop ik naar school?

Elke zin heeft een persoonsvorm.

Persoonsvorm getalproef 

1. Zet de zin in enkel- of meervoud (getalproef). 

2. Het woord dat verandert is de pv.

Ik loop naar school.

Wij lopen naar school.

Elke zin heeft een persoonsvorm.

Wat is de pv in de volgende zin:
Wie is naar LO geweest?

1. Wie
2. is
3. naar LO
4. geweest

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

PV is een onderdeel van van het wg.

1. Juist
2. Onjuist

Werkwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk gezegde (wg) = pv + alle andere ww in de zin.

VB: 

Ik heb het boek Pokerface gisteren gelezen.

pv = heb

wg = heb gelezen

Benoem pv en wg in de volgende zin:
Wij hebben een tosti gegeten.

Zinsdelen

Een zinsdeel kan uit één of meerdere woorden bestaan. 

Een zinsdeel kan in zijn geheel voor de pv gezet worden.

|Ik | lees | dit boek.|              

Deze zin bestaat uit 3 zinsdelen. 

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Ik ga naar de AH broodjes kopen.

1. Ik
2. ga
3. broodjes
4. kopen

Aantekening: onderwerp (nieuw!!)

Je kunt het onderwerp vinden door de vraag:

Wie of wat + het werkwoordelijk gezegde?

Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.

De kinderen hebben een kaars aangestoken.

Wie hebben aangestoken?

Antwoord: De kinderen

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
De docenten hebben een studiedag.

Zelfstandig werken

Grammatica (cursus 5)

kgt: $4 Onderwerp, blz. 204, opdracht 1 t/m 5

Klaar? $6 Werkwoordelijk gezegde, blz. 208, opdracht 1 t/m 4

th: $4 Onderwerp, blz. 204, opdracht 1 t/m 5

Klaar? $6 Werkwoordelijk gezegde, blz. 210, opdracht 2, 3, 4, 6

ha: $3 Onderwerp, blz. 208, opdracht 1 t/m 5 + $5 WW gezegde

Lesdoelen check 

Huiswerk maandag a.s.:

opdrachten van $4 Onderwerp