B2B: les 54 (voltooid deelwoord)

Planning
Volgende week: toets spelling/grammatica
Vandaag: Voltooid deelwoord
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Planning
Volgende week: toets spelling/grammatica
Vandaag: Voltooid deelwoord

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het eind van de les weet je:

  • wanneer je een voltooid deelwoord gebruikt;
  • hoe een voltooid deelwoord is opgebouwd;
  • hoe je een voltooid deelwoord schrijft.

Slide 2 - Diapositive

Werkwoord in de verleden tijd (vt)
Voorbeeld voltooid deelwoord 'werken':

1.  Stam bepalen: werken -> stam is werk
2. De k zit in het 't ex-kofschip
    -> de laatste letter wordt daarom een 't'
3. Plak nu nog 'ge' voor de stam

                      GE + WERK + T = GEWERKT

Slide 3 - Diapositive

Hoe ziet een voltooid deelwoord eruit?



  • Begint bijna altijd met ge-
  • Voorbeelden:                                                                       
     ik ben gevlucht, ze hebben me gezocht, ik werd gevonden
  • Er staat altijd een ander werkwoord in de zin:         
     hebben, zijn of worden 
  • Dit is het hulpwerkwoord (de persoonsvorm) 

Slide 4 - Diapositive

Wanneer gebruik je een voltooid deelwoord?
Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond.



Voorbeeld:
Het regent → Het is nu aan het regenen.
Het heeft geregend → De regen is voorbij, het is nu droog. 

Slide 5 - Diapositive

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Ik heb sperziebonen gekocht, want ik wist niet zeker of je spinazie lustte.
A
lustte
B
heb
C
wist
D
gekocht

Slide 6 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Mijn moeder moest naar het ziekenhuis rijden toen mijn vader in zijn vinger had gezaagd.
A
rijden
B
gezaagd
C
moest
D
had

Slide 7 - Quiz

Let op!
Soms begint een werkwoord al met be-, ver-, ont-, of her-. Deze krijgt dan géén ge- aan het begin van het voltooid deelwoord.

Voorbeelden: betaald, verteld, ontvoerd, hersteld.

Slide 8 - Diapositive

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
Afgelopen zaterdag hebben we de achtste verjaardag van 
mijn neefje Noah gevierd. 

Slide 9 - Question ouverte

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
'We wilden naar het theater maar de kaartjes waren te duur dus toen hebben we maar een museum bezocht.'

Slide 10 - Question ouverte

De uitgang bepalen
  • gezaagd
  • bezocht
  • ontvangen

Hoe weet je op welke letters een voltooid deelwoord eindigt?

Slide 11 - Diapositive

Weet je het nog?
  • Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde     klinken. 
  • Sterke werkwoorden hebben de kracht om in de verleden   tijd van klank te veranderen. 

Slide 12 - Diapositive

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Zingen
Klappen
Lopen
Reizen
Fietsen
Kijken
Lezen
Spelen

Slide 13 - Question de remorquage

De uitgang bepalen
  • Een voltooid deelwoord eindigt meestal op -en bij sterke werkwoorden. Kijk maar:                                                             

    lopen - liep - gelopen / slapen - sliep - geslapen

  • Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij zwakke werkwoorden. Kijk maar: 
                                                                     
    koken - kookte - gekookt / tekenen - tekende - getekend

Slide 14 - Diapositive

Sterk of zwak werkwoord?


Zwemmen
A
sterk
B
zwak

Slide 15 - Quiz



Het voltooid deelwoord eindigt op:


Zwemmen
A
-d of -t
B
- en

Slide 16 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?


Voetballen
A
sterk
B
zwak

Slide 17 - Quiz



Het voltooid deelwoord eindigt op:
Voetballen
A
-d of -t
B
- en

Slide 18 - Quiz

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Leren

Slide 19 - Question ouverte

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Staken

Slide 20 - Question ouverte

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Strooien

Slide 21 - Question ouverte

Aan het werk!
Maken: les 37 opdracht 1 t/m 8
Dit moet morgen af zijn!

Slide 22 - Diapositive