voorzetsels derde naamval/Imperative

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Voorzetsels???

Was machen wir heute?

Wiederholung voorzetsels en persoonlijk voornaamwoord 3e naamval

Wiederholung imperativ

Aufgaben machen und lernen

Voorzetsels 3e naamval
7 stuks
Kom maar door:)

persoonlijk voornaamwoord 3e naamval 

Op het bord schrijven

Mij

jou

hem

haar

ons

jullie

hun/hen

u

Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?

1. mit
2. zu
3. durch
4. von

Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?

1. nach
2. für
3. zu
4. bei

Wat is 'ik' in de derde naamval?

1. mir
2. euch
3. ihr
4. ihnen

de derde naamval van jou is ...

1. dir
2. du
3. dich

Wat is 'hij' ( er) in de derde naamval?

1. mir
2. uns
3. ihm
4. ihr

Wollt ihr mit ..... (hen) nach Berlin?

1. sie
2. ihr
3. ihn
4. ihnen

Das hat er von ...... (haar) bekommen.

1. sie
2. ihr
3. ihm
4. ihn

Waarom schrijf je : mit DER Frau en niet : mit DIE Frau

1. na het voorzetsel MIT krijg je derde naamval
2. Na het voorzetsel MIT, krijg je de vierde naamval
3. Het lidwoord bij Frau is altijd : der

Und jetzt... üben!

uit	jou	Ich kriege kein Wort ................ heraus!
bij	jullie	Ich bin gerne .............
met	hem	Ich gehe ................ ins Kino.
naarna	jou	Ich bin ............. dran.
Sinds	mij	......... hat er keine Freundin mehr gehabt.
van	hun/hen	Er bekommt ein Geschenk .......... .
naar...toe	mij	Kommst du morgen ................. ?

aus	uit	Ich kriege kein Wort aus dir heraus!
bei	bij	Ich bin gerne bei euch .
mit	met	Ich gehe mit ihm ins Kino.
nach	na; naar	Ich bin nach dir dran.
seit	sinds	Seit mir hat er keine Freundin mehr gehabt.
von	van; door	Er bekommt ein Geschenk von ihnen .
zu	naar (bij personen), tot , bij	Kommst du morgen zu mir ?

Ah, der Imperativ!

Grammatiklektion

Erklär bitte! Seid leise! Hab geduld!

Welke 3 vormen zijn er?

Hoe gebruik je ze/welke uitgangen?

Stam d of t?

haben en sein?

Zusammengefasst

Hausaufgaben

Mach Aufgabe 8 und 9 Seite 102/103

Aufgabe 1, Seite 104

Aufgabe 3, Seite 105

Aufgabe 5, Seite 106

Lern voorzetsels en persoonlijke voornaamwoorden (3e naamval) Seite 96

De gebiedende wijs, seite 101

Online de woordjes van Lektion 1, 2 en 3 leren oder Seite 132

Nächste Stunde

Verb tragen (dragen)

Schreiben

Wortschatz