Feit, Mening en Argument: Wat is het verschil?

Feit, mening en argument: Wat is het verschil?
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Feit, mening en argument: Wat is het verschil?

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het einde van deze les weet je wat het verschil is tussen een feit, mening en argument en kun je deze herkennen in teksten.

Slide 2 - Diapositive

Vertel de studenten wat ze aan het einde van de les zullen leren.
Wat weet je al over feiten, meningen en argumenten?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een feit?
Een feit is iets dat objectief waar of onwaar is en kan worden bewezen met bewijs.

Slide 4 - Diapositive

Leg uit dat een feit iets is dat kan worden bewezen en geen mening is.
Voorbeeld van een feit
De aarde draait om de zon.

Slide 5 - Diapositive

Geef de studenten een voorbeeld van een feit en vraag hen of ze nog meer voorbeelden kennen.
Wat is een mening?
Een mening is een persoonlijke overtuiging of gevoel over iets dat niet kan worden bewezen.

Slide 6 - Diapositive

Leg uit dat een mening subjectief is en niet kan worden bewezen.
Voorbeeld van een mening
Pizza is de lekkerste maaltijd.

Slide 7 - Diapositive

Geef de studenten een voorbeeld van een mening en vraag hen of ze nog meer voorbeelden kennen.
Wat is een argument?
Een argument is een reden of uitleg waarom iemand iets gelooft of vindt.

Slide 8 - Diapositive

Leg uit dat een argument kan worden gebruikt om een mening te ondersteunen.
Voorbeeld van een argument
Pizza is de lekkerste maaltijd omdat het zowel hartig als zoet kan zijn en je het kunt beleggen met alles wat je lekker vindt.

Slide 9 - Diapositive

Geef de studenten een voorbeeld van een argument en vraag hen of ze nog meer voorbeelden kennen.

Slide 10 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Kun jij goed omgaan met geld?’
De antwoorden van de studenten op die vraag bestaan voornamelijk uit
A
Feiten
B
Meningen
C
Argumenten

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De tweede vraag is: ‘Wat is je toekomstdroom?’
De meeste studenten zijn van mening
A
Dat hun toekomstdroom zeker binnenkort gaat uitkomen.
B
Dat ze voor hun toekomstdroom best veel geld nodig hebben.
C
Dat een toekomstdroom niets met geldzaken te maken heeft.

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke student geeft alleen een argument als antwoord?

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De laatste vraag is: ‘Is geld belangrijk voor je?’ Twee studenten geven een argument bij hun antwoord en gebruiken daarbij een signaalwoord. Noteer beide signaalwoorden.

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions