Proefwerk Hoofstuk 3 klas 2

Proefwerk Hoofdstuk 3
De Republiek in de Gouden Eeuw

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Proefwerk Hoofdstuk 3
De Republiek in de Gouden Eeuw

Slide 1 - Diapositive

In welk tijdvakken speelt hoofdstuk 3 zich af?
In de tijd van................. en .................
A
(Ontdekkers en Hervormers) (Regenten en Vorsten)
B
(Ontdekkers en Hervormers) (Steden en Staten)
C
(Steden en Staten) (Regenten en Vorsten)
D
(Renaissance) (Late middeleeuwen)

Slide 2 - Quiz

Hoe wordt de 17e eeuw in de Republiek ook wel genoemd?
A
Zilveren Eeuw
B
Bronzen Eeuw
C
IJzeren Eeuw
D
Gouden Eeuw

Slide 3 - Quiz

Hoe heette Nederland in de Gouden Eeuw (na de Opstand)?

A
Nederland
B
Holland
C
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
D
Bataafse Republiek

Slide 4 - Quiz

Waarom was de Nederlandse Republiek in de Gouden Eeuw bijzonder?
A
Het ging met de handel goed
B
We waren een Republiek
C
Er was godsdienstvrijheid
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 5 - Quiz

Waarom wordt die eeuw de Gouden Eeuw genoemd?

A
De scheepvaart en de handel bezorgden de Republiek veel geld en aanzien.
B
De kooplieden zorgden ervoor dat er geen armoede was in de Republiek.
C
De Republiek had veel kolonies in het buitenland.
D
De kleine Republiek versloeg het machtige Spanje in de Tachtigjarige oorlog.

Slide 6 - Quiz

Welke zin is onjuist?
A
De Gouden eeuw is in de 17e eeuw
B
De Republiek bestond uit 9 gewesten
C
De Staten-Generaal is het hoogste bestuur van de Republiek
D
De raadspensionaris was erg belangrijk

Slide 7 - Quiz

Wanneer werd de VOC opgericht?
A
1648
B
1585
C
1621
D
1602

Slide 8 - Quiz

Wie waren de grote concurrenten voor de WIC?
A
Portugezen, Spanjaarden en Engelsen
B
Spanjaarden, Fransen en Duitsers
C
Engelsen, Fransen en Spanjaarden
D
Spanjaarden, Duitsers en Portugezen

Slide 9 - Quiz

Waarom bouwden de kolonisten veel forten tussen Europa en Zuidoost-Azië?
A
Om van daaruit de cultuur van de plaatselijke bevolking te bestuderen en eventueel over te nemen.
B
Om in die gebieden een nieuwe leven te beginnen
C
Als bescherming tegen de plaatselijke bevolking en Europese concurrenten
D
Om van daaruit ontwikkelingshulp te geven

Slide 10 - Quiz

I In de zeventiende eeuw ontstaat door de toenemende handel een wereldeconomie.
II De Hollanders waren belangrijk in de slavenhandel.
A
Beide zijn fout
B
I is goed en II is fout
C
Beide zijn goed
D
I is fout en II is goed

Slide 11 - Quiz

Waar kwamen veel arbeidskrachten op de Braziliaanse plantages vandaan?
A
Indonesië
B
Afrika
C
China
D
Noord-Amerika

Slide 12 - Quiz

I Bij het handelskapitalisme past het investeren in nieuwe producten.
II Het belangrijkste doel van het handelskapitalisme was het maken van winst.
A
Beide zijn fout
B
I is goed en II is fout
C
Beide zijn goed
D
I is fout en II is goed

Slide 13 - Quiz

I In de zeventiende eeuw waren er in de Republiek geen welvaartsverschillen.

II Het ontstaan van de VOC en de WIC was het gevolg van het handelskapitalisme in de Republiek.

A
I is fout en II is goed
B
Beide zijn goed
C
I is goed en II is fout
D
Beide zijn fout

Slide 14 - Quiz

Wat past het beste bij de volgende uitspraak: “Jouw schepen mogen als enige handel drijven met de gebieden in Zuidoost-Azië”.
A
concurrentie
B
samenwerking met handelaren in andere landen
C
monopolie
D
elkaar helpen in de handel

Slide 15 - Quiz

Wat waren de twee belangrijkste redenen voor de immigratie in de Republiek in de zeventiende eeuw?
A
welvaart en godsdienstvrijheid
B
hoge bevolkingsdichtheid en welvaart
C
godsdienstvrijheid en democratie
D
godsdienstvrijheid en lage bevolkingsdichtheid

Slide 16 - Quiz

Bekijk bovenstaande bron en beantwoord daarna onderstaande vraag. 
Was de schrijver een voorstander van het absolutisme? Geef dit aan met een bronelement. 

Slide 17 - Diapositive

Een uitspraak: Het dagelijks leven van de Nederlanders veranderde door het ontstaan van een wereldeconomie.
- Geef de betekenis van het begrip wereldeconomie.
- Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat de uitspraak klopt.

Slide 18 - Diapositive

-Noem de betekenis van het begrip gewetensvrijheid
- Geef een voorbeeld van gewetensvrijheid in de Republiek.

Slide 19 - Diapositive

Bekijk de afbeelding hiernaast. 

1. Komt deze afbeelding uit de tijd van de middeleeuwen of van de gouden eeuw. 

2. Geef dit aan met een bronelement. 

Slide 20 - Diapositive

Gebruik de vier uitspraken (A-D).
- Welke gaan over verandering? Noteer de twee juiste letters.
- Welke gaan over continuïteit? Noteer de twee juiste letters.
(2 punten)
A Door de komst van veel calvinistische vluchtelingen groeide het aantal calvinisten in de Republiek in de 17e eeuw.
B Gedurende de 17e eeuw kwamen er Duitse en Scandinavische werkzoekenden naar de Republiek.
C In het hele bestaan van de VOC bestond een groot deel van zijn werknemers uit buitenlanders.
D Spaanse en Portugese joden die naar de Republiek vluchtten, brachten veel geld en kennis mee en zorgden zo voor economische groei.

Slide 21 - Diapositive