NK ed. 7.1 H10 Les D


1. Je bent startklaar als de les begint, dit houdt in:
-telefoon is thuis of in de kluis;
-pet af, oortjes uit en jas uit;
-boeken, opgeladen laptop, schrift en pen(nen) op tafel.

2. Je leer- en huiswerk is gedaan.
 


1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon


1. Je bent startklaar als de les begint, dit houdt in:
-telefoon is thuis of in de kluis;
-pet af, oortjes uit en jas uit;
-boeken, opgeladen laptop, schrift en pen(nen) op tafel.

2. Je leer- en huiswerk is gedaan.
 


Slide 1 - Diapositive

Kapitel 10
Ferien
                                  Kapitel 10 
                                     Ferien

Slide 2 - Diapositive

Was haben wir letztes Mal gemacht?
Specifieke informatie in eenvoudige teksten begrijpen en woorden over vakantie herkennen

Doel:
-de modale werkwoorden gebruiken
-het verschil tussen müssen en sollen kennen

Succescriteria:
-de modale werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruiken
-müssen gebruiken in zinnen
-sollen gebruiken in zinnen
-het verschil tussen müssen en sollen weten


Slide 3 - Diapositive



Wat betekent sollen?

Slide 4 - Question ouverte

müssen
sollen
ich muss
ich soll
du musst
du sollst
er/sie/es muss
er/sie/es soll
wir müssen
wir sollen
ihr müsst
ihr sollt
sie/Sie müssen
sie/Sie sollen 

Slide 5 - Diapositive


De werkwoorden müssen en sollen

müssen=moeten (het kan niet anders, noodzaak)   Ich muss zur Toilette.
sollen=moeten (wil van een ander)                              Er soll sich beim Direktor melden.

Opmerking:
Bij sollen gaat het om iets wat een ander wil of een vraag naar de mening van een ander.

Er soll sich beim Direktor melden                   Der Direktor will, dass er sich meldet.
Soll ich dir helfen?                                                Willst du, dass ich dir helfe?

Tipp: Woorden als unbedingt, dringend en auf jeden Fall drukken een noodzaak uit. Kies in dit geval dus voor het werkwoord müssen.

Slide 6 - Diapositive


Opdracht:​
NK Kap.10: pag. 144 oef.  11, 12 en 13 maken (10 minuten)

We bespreken de antwoorden (6 minuten)

NK Kap.10: pag. 145 oef. 14 tijdens het luisteren doen (4 minuten)

We bespreken de antwoorden (2 minuten)

Als je klaar bent, ga je slim stampen 









Slide 7 - Diapositive


Huiswerk voor de volgende les:​

NK Buch B: pag. 153 Grammatik leren​ 

Het huiswerk staat ook in magister!​

Slide 8 - Diapositive


Afsluiting:​

​Wat hebben we vandaag geleerd?​ 

Wat lukte al wel, wat nog niet?​ 

Waren de opdrachten duidelijk en goed te doen?​ 

Als je een vraag over het huiswerk zou hebben, wat zou dat dan zijn?​
 
Vooruitblik: in de volgende les gaan we de klinkers en medeklinkers uitspreken en in het Duits vragen stellen en antwoord geven over vakantie.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive