cours du 26 mai

• Mentorles
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

cours du 26 mai

devoirs aujourd'hui

- Fais exercice 20 & 21 à la p. 23

- Fais l'exercice à la p. 27

- Répète les 6 verbes à la p. 60

cours du 26 mai

- corriger exercice au restaurant 

- Futur proche & passé compossé

- les questions d'Un Beau Jour

- conversation > au restaurant (?)

- Kahoot voc F (?)

devoirs

SO 2 juni

- Boekje Un Beau Jour

- Futur Proche & Passé composé*

- vocabulaire F (au restaurant)

- Grammatica 6 verbes irréguliers (avoir, être, 

faire, aller, pouvoir, vouloir = p. 94 en p. 60)

luistertoets 7 juni

niks leren, we oefenen nog hiermee

Devoirs

- Finis les questions d'Un Beau Jour (zie bijlages)

- Répète les mots de section F (en leer vooral de voltooiddeelwoorden van de passé composé voor 100%)

- Apprends les infinitifs de p. 60

futur et passé composé

1. Nous cherchons le chien.
Geef het hele werkwoord van het werkwoord (de p.v.)

2. Ils sont fous.
Geef het hele werkwoord van het werkwoord (de p.v.)

3. Wat heb je vóór het hele werkwoord nog nodig om een futur te maken
(wij gaan zoeken)

4. Nous cherchons le chien.
Zet deze zin in de FUTUR

5. Ils sont fous.
Zet deze zin in de FUTUR

6. Tu vas à l'école.
Zet deze zin in de FUTUR

nu terug naar de verleden tijd

7. Nous cherchons un chien.
Geef het voltooid deelwoord van "chercher"

8. Ils sont fous.
Geef het voltooid deelwoord van "être"

9. Wat heb je vóór het voltooid deelwoord nodig om een passé composé te maken?

10. Nous cherchons le chien.
Zet deze zin in de PASSÉ COMPOSÉ

11. Ils sont fous.
Zet deze zin in de PASSÉ COMPOSÉ

12. Tu vas à l'école.
Zet deze zin in de PASSÉ COMPOSÉ

constructions interrogatives

- 3 constructies

- met vraagwoord

- wat (quel, quoi, que, qu'est-ce que, qu'est-ce qui)

- que/qui est-ce que/qui

dessine image

- utilise les trois constructions interrogatives

- utilise les mots suivants:

quoi, quel(le)(s), combien de, qu'est-ce que, où, qui, quand