13/11 cursus 7 spelling, § 4 Getallen

Spelling, getallen
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Spelling, getallen

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Lesdoel
  • Lezen
  • Terugblik
  • Instructie- zelfstandig in stilte werken 
  • Verlengde instructie - in stilte werken 
  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van deze les 
kun je benoemen wanneer je getallen in letters of cijfers moet schrijven;
- heb je geoefend met het schrijven van getallen.

Blauw = kennis = leren
Oranje =  kunnen = oefenen 

Slide 3 - Diapositive

timer
25:00
In stilte lezen uit het door jouw gekozen boek op niveau.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Met -n
Zonder -n
Bijvoeglijk gebruikte telwoorden.
Telwoorden met betr. op zaken/dieren.
Zelfstandig gebruikte telwoorden met betr. op personen.
Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoor- den.

Slide 6 - Question de remorquage

Wanneer is iets zelfstandig gebruikt?
Er moet GEEN zelfstandig naamwoord zijn dat je achter de telwoorden kan plakken. 
Kan je WEL een zelfstandig naamwoord eraan plakken, dan is het bijvoeglijk gebruikt.

Velen
houden van 'Wie is de mol?', maar enkelen kijken er nooit naar.

Enkelen van die spelers behoren tot de beste van het team.
Achter 'beste' kan je nu het zelfstandig naamwoord 'spelers' plakken, daarom schrijf je 'beste' zonder -n.



Slide 7 - Diapositive

Zelfstandig gebruikte woorden
Zelfstandig gebruikte woorden krijgen een -n als ze op mensen slaan die niet in de dezelfde zin genoemd worden.
Hoeveel verslaafden kunnen ze in Rotterdam nog opvangen?

Zelfstandig gebruikte woorden krijgen geen -n als ze op mensen slaan die wel in dezelfde zin genoemd worden.
Veel supporters in Brugge kwamen met de trein en slechts enkele met de eigen auto.

Zelfstandig gebruikte woorden krijgen geen -n als ze op dieren, planten of dingen slaan.
Van alle clubs was Ajax een van de eerste.

Slide 8 - Diapositive

Met -n / zonder -n
Met -n:
- als het personen aanduidt.
- als het zelfstandig gebruikt wordt


Zonder -n:
- als het geen personen aanduidt (dus dingen/dieren etc.)
- als het niet zelfstandig gebruikt wordt (dus bijvoeglijk)

Slide 9 - Diapositive

Nieuwe lesstof

Slide 10 - Diapositive

Cijfer(s) of uitschrijven?
Getallen schrijf je soms in cijfers en soms in letters. 

Daar zijn spellingsregels voor.

Slide 11 - Diapositive

Je gebruikt letters
- voor hele getallen van één tot en met twintig: zeven, negentien;
- voor de tientallen tot honderd: twintig, dertigste;
- voor de honderdtallen tot duizend: tweehonderd, achthonderdste;
- voor de duizendtallen tot twaalfduizend: zesduizend, negenduizendste;
- voor de getallen miljoen, miljard, biljoen enzovoort: vier miljoen (met spatie), drie miljardste (los!).

Slide 12 - Diapositive

Je gebruikt cijfers
- voor getallen boven de twintig, behalve de tientallen en honderdtallen: 86 miljoen, de 21e (21e, 21ste) aflevering, 55 genodigden;
- voor maten, gewichten, bedragen, telefoonnummers, data, adressen, percentages, rekeningnummers, exacte tijdstippen: 70 meter, 33 °C, 6 kilo, € 9,25, 18 februari 1963, Dalemstraat 42, 8 procent, om 15.00 uur (drie uur geeft een tijdsduur aan: De sollicitanten krijgen drie uur de tijd voor de slotopdracht).

Slide 13 - Diapositive

Let op
- Je schrijft breuken met een spatie (twee derde: ⅔, vijf zeven achtste: 5⅞; maar: vierenhalf), behalve in een samenstelling: vierkwartsmaat, tweederdemeerderheid.

- Cijfers hebben de voorkeur als er anders een rare mix van cijfers én letters zou ontstaan bij getallen die hetzelfde geval betreffen:
--> Van de 28 deelnemers gingen er 3 naar de finale.

- Voor grote ronde getallen in een tekst combineer je cijfers en letters: 58 duizend inwoners, 240 miljard euro, 11 duizend kilometer.

Slide 14 - Diapositive

Stelling:
Je gebruikt letter voor hele getallen van één tot en met dertig.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Werk voor deze les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in STILTE en je mag NIET PRATEN of OVERLEGGEN en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in STILTE lezen

Pak je VIP en noteer:
Cursus 7 Spelling, § 4 Getallen, opdracht 3, 4, 5, 6c en 7c

Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over dingen die je niet begreep!

Slide 16 - Diapositive

Schrijfwijze getallen

Slide 17 - Diapositive

- getallen onder de twintig
- tientallen tot honderd
- honderdtallen tot duizend
- duizendtallen tot tienduizend
- voor de getallen honderdduizend, miljoen, miljard en biljoen
- rangtelwoorden van alles hierboven
Uitschrijven
Dit is dus wanneer je een tekst schrijft!

Op een rekening o.i.d kun je gewoon cijfers gebruiken.

Slide 18 - Diapositive

Cijfers
Je schrijft getallen in cijfers voor: 
  • getallen boven de twintig
  • maten
  • gewichten
  • telefoonnummers
  • bedragen
  • data
  • exacte tijdstippen
  • percentages


Slide 19 - Diapositive

Uitzonderingen 
    -  Je schrijft breuken los: een vierde (1/4)
Behalve in een samenstelling (tweekwartsmaat, tweeënhalf)

 - Als in een zin twee regels door elkaar lopen dan gebruik je beide keren cijfers. 
   

Slide 20 - Diapositive

Uitzonderingen 
   - Bij grote ronde getallen in een lopende tekst combineer je cijfers en letters.

   - Bij klinkerbotsing krijgen getallen in letters een trema (drieënhalf).



Slide 21 - Diapositive

Je gebruikt letters
- voor hele getallen van een tot en met twintig: zes, negentien;
- voor de tientallen tot honderd: twintig, vijftigste;
- voor de honderdtallen tot duizend: driehonderd, negenhonderdste;
- voor de duizendtallen tot twaalfduizend: elfduizend, tweeduizendste;
- voor de getallen miljoen, miljard, biljoen enzovoort: acht miljard (los!), vier miljoenste (los!).

Slide 22 - Diapositive

Je gebruikt cijfers
- voor getallen boven de twintig, uitgezonderd de tientallen en honderdtallen:
92 miljoen, de 23e (23e, 23ste) aflevering, 76 genodigden;

- voor maten, gewichten, bedragen, telefoonnummers, data, adressen, percentages, rekeningnummers, exacte tijdstippen: 12 meter, 19 °C, 6 kilo, € 8,95, 16 maart 1999, Prinsengracht 23, 49 procent, om 15.00 uur (drie uur geeft een tijdsduur aan).

Slide 23 - Diapositive

Let op
- Je schrijft breuken los (drie vierde: . , zes zeven achtste: 6⅞; maar: vierenhalf), behalve in een samenstelling: driekwartsmaat, tweederdemeerderheid.

- Als in een zin door toepassing van de regels getallen in cijfers en letters voorkomen, gebruik je beide keren cijfers: Van de 234 autobestuurders kregen er 17 een verkeersboete voor te hard rijden.

- Voor grote ronde getallen in lopende tekst combineer je cijfers en letters: 24 duizend marathonlopers, 911 miljard dollar, 40 duizend kilometer.
Bij klinkerbotsing krijgen getallen in letters een trema, hoewel het samenstellingen zijn: drieënhalf.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Gelukkig lagen er nog wel meer dan 50 zakken!
B
Gelukkig lagen er nog wel meer dan vijftig zakken!

Slide 26 - Quiz


Wat is de juiste spelling van getallen in de zin. 
Ik kreeg een bon van ______ euro.
A
10
B
tien

Slide 27 - Quiz

Welke getallen zijn op de juiste manier genoteerd?
A
acht, achthonderd
B
8, achthonderd
C
acht, 8 honderd
D
8, 8 honderd

Slide 28 - Quiz

GETALLEN
Voor dit spel heb je .......... kaarten nodig.
A
32
B
tweeëndertig

Slide 29 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze van de getallen in de zin?
A
Daarna heb ik tot ’s avonds 18:00 uur niets meer gegeten.
B
Daarna heb ik tot ’s avonds zes uur niets meer gegeten.

Slide 30 - Quiz

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Een pak suiker weegt 2 kilogram.
B
Een pak suiker weegt twee kilogram.
C
Een pak suiker weeg 2 kg.
D
Een pak suiker weegt twee kg.

Slide 31 - Quiz

wanneer gebruik je cijfers?
A
getallen boven de 20, uitgezonderd tien en honderdtallen
B
voor tientallen tot honderd.

Slide 32 - Quiz

Klik de goede spelling van de getallen aan.
A
Nu zijn ze maar 1 euro 50.
B
Nu zijn ze maar een euro vijftig.

Slide 33 - Quiz

Werk voor deze les + huiswerk: 
    Pak je VIP en noteer:
    Cursus 7 Spelling, § 4 Getallen, opdracht 3, 4, 5, 6c en 7c
    Verlengde instructie:
    Cursus 7 Spelling, § 4 Getallen, opdracht 3, 4, 5, 6b en 7b
    Klaar = in STILTE lezen

    Wat niet af is = huiswerk

    timer
    15:00

    Slide 34 - Diapositive

    Lesdoel
    Aan het einde van deze les 
    kun je benoemen wanneer je getallen in letters of cijfers moet schrijven;
    - heb je geoefend met het schrijven van getallen.

    Blauw = kennis = leren
    Oranje =  kunnen = oefenen 

    Slide 35 - Diapositive

    Getallen tot en met het woord 'duizend' schrijf je aan elkaar.
    A
    Waar
    B
    Niet Waar

    Slide 36 - Quiz

    Welke getallen mag je in cijfers uitschrijven?
    A
    alle getallen
    B
    alleen tijden
    C
    alleen telefoonnummers
    D
    verwijzingen naar maten, gewichten en bedragen

    Slide 37 - Quiz

    Getallen onder de twintig uitschrijven
    A
    Waar
    B
    Niet waar

    Slide 38 - Quiz

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

    Slide 39 - Question ouverte

    Feedback
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders zien?

    Slide 40 - Question ouverte