Word order - woordvolgorde

Word order - Woordvolgorde
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Word order - Woordvolgorde

Slide 1 - Diapositive

Sentence word order
woordvolgorde

Slide 2 - Diapositive

Woordvolgorde

Slide 3 - Carte mentale

Today
  • What types of words makes up a sentence?
  • How do I write a correct English sentence?
  • What should I pay attention to when formulating sentences in English?

Slide 4 - Diapositive

Woordvolgorde
Woordvolgorde is de manier waarop een Engelse zin opgebouwd is uit woorden.

Je houd een bepaalde volgorde aan van verschillende woorden en daar vorm je een correcte Engelse zin mee.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Voorbeelden
I - am walking - to school - today.
Wie? - doet? - wat? - wanneer?

(Yesterday ) she - bought - a blue dress. 
(wanneer?) - wie? - doet? - wat/
wie? - doet? - wat? - wanneer?

They - are - usually - at the gym - on Mondays.
wie? - doet? - (hoe vaak)?- wat? - waneer? 


Slide 7 - Diapositive

Zet in de juiste volgorde:
He - to the market - on - always - Sundays - goes

Slide 8 - Question ouverte

Woordsoorten
Elk Engels woord hoort bij een woordsoort.
I - we = persoonlijke voornaamwoord
go = werkwoord
to the zoo = plaatsbepaling
always = bijwoord van frequentie
the = lidwoord

Slide 9 - Diapositive

Belangrijke woorden
  • Bijwoorden van frequentie geven aan hoe vaak iets gebeurt in een zin. Bijvoorbeeld: always, never, sometimes, usually
  • Deze woorden staan altijd bij de werkwoorden: 
  1. bij één werkwoord staan ze ervoor, behalve bij am/are/is/was/were
  2.  bij twee of meer werkwoorden altijd achter het 1e werkwoord.

Slide 10 - Diapositive

Voorbeelden
I always go to the swimming pool on Friday.
They never watch television at home.
He usually drinks a beer in the weekends.

Slide 11 - Diapositive

Tijd en plaats in de zin
* De tijdsbepaling (wanneer iets gebeurt) mag vooraan of achteraan in de zin.
*Je mag de tijd alleen vooraan zetten als dat het belangrijkste in de zin is.

When did you see him? > Yesterday I saw him.

Slide 12 - Diapositive

Tijd en plaats in de zin.
Eerst komt de plaatsbepaling en dan de tijdsbepaling in de zin.
Ezelsbruggetje: patat - toetje.
plaats - tijd.

I saw him at the supermarket last week.
We went to Mexico two years ago.

Slide 13 - Diapositive

stones 6 
pg: 43 TB

Slide 14 - Diapositive

1. peter - accident- had- last week- an - at school

Slide 15 - Question ouverte

2. train- in - at- amsterdam - arrived - the- 6 o'clock

Slide 16 - Question ouverte

3. holidays - met - John - Mary - the - in

Slide 17 - Question ouverte

4. Holland - the final - last - Germany - against - in - played - year

Slide 18 - Question ouverte

5. New York - going - are - we - to - summer - next

Slide 19 - Question ouverte

Oefenen via Stepping Stones
Opdracht 13  pg: 70
Opdracht  26 pg: 77 


timer
1:00

Slide 20 - Diapositive

Antwoorden Opdracht 13
  • Mary are you going to the party this weekend?
  • No , Paul we are going to my grandparents on Sunday
  • Ok, let's go to the movies (theatre) this evening.
  • All right, Shall we meet at your house at 8: pm?
  • Sure. By the way, I am going to London next week.
  • We are going to watch a football match on Saturday.

Slide 21 - Diapositive

Antwoorden Opdracht 26
  • Samantha is never late for piano practice.
  • Sometimes we have a big family picnic in the park.
  • On Sundays, Janeiro often hangs out with his best friend Ray.
  • I am rarely nervous about going to the dentist's.
  • So you usually visit your grandparents every week? How nice of you!
  • Top athletes are usually hard workers.

Slide 22 - Diapositive

Wat ging goed tijdens het oefenen?

Slide 23 - Question ouverte

Wat vind ik nog lastig aan de woordvolgorde?

Slide 24 - Question ouverte

Flash Cards/ Boards
  • I will  give you all a part of a sentence.( a word ) 
  • Work together to arrange a correct English sentence.
  • Stand in the front of the class in the correct order so that the sentence makes sense.

Slide 25 - Diapositive

Game: Duplo Blokken
Opdracht C1.02

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Lien

Slide 28 - Lien