De lidwoorden - 1MHV

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Aujourd'hui: de lidwoorden

Aujourd'hui

• Aan het einde van de les begrijp ik hoe ik het lidwoord moet gebruiken in het Frans

Welke lidwoorden hebben we in het Nederlands?

Voor wat voor soort woord staat een lidwoord?

1. Persoonlijk voornaamwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Vraagwoord
4. Werkwoord

Résumé

	Mannelijk	Vrouwelijk	Meervoud
De, het	le l' (voor klinker of stomme H)	la l' (voor klinker of stomme H)	les
Een	un	une

Hoe maak ik een woord meervoud in het Frans? 

Door er een s achter te zetten

Bijvoorbeeld: le frère -> les frères

de jongen
le/la/l'/les garçon (m)?

1. le
2. la
3. les
4. l'

een zus
un/une sœur (v)?

1. un
2. une

de familie
le/la/l'/les famille (v)?

1. le
2. la
3. les
4. l'

de families
le/la/l'/les familles (mv)

1. le
2. la
3. les
4. l'

een kat
un/une chat (m)

1. un
2. une

Het hotel
le/la/l'/les hôtel (m)

1. le
2. la
3. les
4. l'

Maak meervoud:
le jour

1. les jour
2. les jours
3. la jours
4. le jours

Maak meervoud:
La fille (het meisje)

Maak meervoud:
l'ami (de vriend)

Begrijp je hoe je het lidwoord in het Frans werkt?

1. Ja, ik begrijp hoe het werkt
2. Ik begrijp ongeveer hoe het werkt, maar nog niet helemaal
3. Nee, ik begrijp het nog niet

Au travail!

Page 32, exercice 16 t/m 19