les 18 - H2 - lunes 11 de noviembre 2024

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Les 18 - H2 - lunes 11 de noviembre 2024

¿Qué hacemos hoy? 

• We herhalen het bezittelijk voornaamwoord
• We doen oefeningen met het bezittelijk voornaamwoord  
• Korte break :-)
• 
  
• We leren (opnieuw) hoe je bijvoeglijke naamwoorden gebruikt in het Spaans
• We oefenen met de getallen van 100 - 1000 (bron H)

Het bezittelijk

 voornaamwoord

mijn

jouw

haar/zijn/uw

onze

jullie

hun 

Oefening 11 - WB blz. 48 

Kies in iedere zin de juiste betekenis van het bezittelijk voornaamwoord 'su' of 'sus' 

'Su libro' kan betekenen: 

1) zijn boek       2) haar boek        3) uw boek     4) hun boek

Repuestas oefening 11

1.  ............ sus faldas.                      haar rokken

2. ............. su libro                            zijn boek

3. ............ sus libros                        hun boeken

4. ............ su disco                          zijn cd

5. ............ sus zapatillas               hun sneakers/sportschoenen

6. ............ sus bolsas                     hun tassen

7. ............. su perfume                   haar parfum

8............. su dvd                               uw dvd

Inloggen via LessonUp.app

Ruleta de los posesivos

https://www.lessonup.com/nl/lesson/q5MDfyzhaaayPzEiy?utm_source=app&utm_campaign=shared-lesson-app&utm_content=1643366349400&utm_medium=shared-link

Hernán y Ibrahim son (mijn)
... hermanos

1. mi
2. mis
3. tu
4. tus

(Onze) ............................... estilo de ropa es deportivo (=sportief).

1. Nuestra
2. Vuestra
3. Nuestro
4. Vuestro

(Hun) ....................... blusas son muy bonitas.

1. nuestras
2. vuestras
3. su
4. sus

La marca 'Mango' es la marca perfecta para ................... (jouw) amigas.

1. su
2. tu
3. tus
4. sus

Schrijf drie Spaanse, bijvoeglijke naamwoorden op (leuk, mooi, rood, blauw, klein, sportief, goedkoop, duur, etc.)

Het bijvoeglijk naamwoord

Bij de bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -o krijg je een -a bij vrouwelijke bijvoeglijk naamwoorden. In het meervoud krijgen ze -s. 

	mannelijk	mannelijk	vrouwelijk	vrouwelijk
ev	grande	azul	grande	azul
mv	grande s	azul es	grande s	azul es

	mannelijk	mannelijk	vrouwelijk	vrouwelijk
ev	guapo		guapa
mv	guapo s		guapa s

Belangrijke bijv. naamwoorden

barat@	car@	deportiv @	blanc@	original
goedkoop	duur	sportief	wit	origineel

roj@	perfect@	bonit@	grande	nuev@
rood	perfect	mooi	groot	nieuw

Belangrijke bijv. naamwoorden

barat@	car@	deportiv @	blanc@	original
goedkoop	duur	sportief	wit	origineel

roj@	perfect@	bonit@	grande	nuev@
rood	perfect	mooi	groot	nieuw

Oefening 9a - 9b - 9c  (WB blz. 46)

• Bij 9a schrijf je het bijvoeglijk naamwoord uit de zin op
• Bij 9b kies de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord (mannelijk of vrouwelijk)
• Bij 9c schrijf je het goede bijvoeglijk naamwoord in het Spaans op 

9a - Respuestas - 9b

1.	deportivo
2.	cara
3.	blanca
4.	perfectos
5.	rojo
6.	baratos
7.	original

1.	bonita
2.	pequeña
3.	grandes
4.	enorme
5.	blancas
6.	negro

Respuestas 9c - WB blz. 47

El Corte Inglés es mi tienda favorita. Es muy grande. Tienen videojuegos muy divertidos y los cómics (=stripboeken) son baratos. Hoy quiero (= ik wil) comprar unos zapatos nuevos y una camiseta naranja. La ropa es cara. Por eso (=daarom) voy de tiendas con mi madre. 

Let op mannelijk / vrouwelijk

+ enkelvoud / meervoud 

Bron H - nummers van 100-1000

Bron H - nummers van 100-1000

Woorden noteren 

• Lees de tekst van bron H goed door. Het artikel gaat over het modemerk 'BLANCO'.

• Schrijf acht voor jou onbekende, Spaanse woorden op (doe dit alléén!)
• Vergelijk de woorden met die van je buurvrouw of buurman. Zoek samen naar de betekenissen van de woorden (en schrijf die op!)

Wat betekent:
'Vamos de compras'?

1. We gaan naar de supermarkt
2. We gaan winkelen
3. Jullie gaan winkelen
4. Jullie gaan naar de supermarkt

¿Es una tienda cara?

1. Is het een mooie winkel?
2. Is het een goedkope winkel?
3. Is het een dure winkel?
4. Is het een mooie winkel?

¿Qué quieres comprar?

1. Wat ga je kopen?
2. Wat gaan we kopen?
3. Wat wil je kopen?
4. Welke wil je kopen?

¿Qué talla tienes?

1. Wat voor winkel heb je?
2. Wat voor winkel heeft u?
3. Welke maat heeft u?
4. Welke maat heb je?

Los deberes (di 12 nov)

• Doorlezen: woordjes van 5.2 (bron C) - WB blz. 67