Verleden tijd ww-en 2 klas 2b panta

• NT2
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

verleden tijd van werkwoorden

sterke en zwakke werkwoorden

Tegenwoordige tijd (nu)

Ik fiets naar huis

Khalid fietst naar huis

tegenwoordige tijd: nu, vandaag, altijd:

wij lopen altijd naar school

Tegenwoordige tijd

Ik fiets naar huis

Khalid woont  in een mooi huis

Verleden  tijd

Ik fietste naar huis

Khalid woonde  in een mooi huis

(gisteren, vorige week)

Hoe maak je een verleden tijd?

1. Regelmatige werkwoorden

2. Onregelmatige werkwoorden

Eerst weten: bij welke groep hoort het werkwoord?

1. wonen, 

fietsen, werken

2. beginnen, gaan, zien, 

Hoe maak je een verleden tijd?

1. Regelmatige werkwoorden

volgen de regel:

+-de, + den 

+ -te, +ten

Eerst weten: bij welke groep hoort het werkwoord?

1. wonen, fietsen, werken

Ik woonde

ik fietste 

ik werkte

Hoe maak je een verleden tijd?

2. Onregelmatige werkwoorden

(je moet de vormen leren,  uit je hoofd)

Eerst weten: bij welke groep hoort het werkwoord?

2. beginnen, gaan, zien,

ik begon,

ik ging,

ik zocht 

Verschillende tijden

Tegenwoordige tijd            -             Ik fiets naar huis.

Verleden tijd                          -             Ik fietste naar huis.

Voltooid tijd                            -             Ik ben naar huis gefietst. 

verleden en voltooide tijd

verschil: voltooid betekent: het is klaar, ik heb het af

Gisteren heb ik een boterham gegeten

Vorige week heb ik een nieuwe broek gekocht

(onvoltooid)verleden tijd

Gisteren ging ik naar de supermarkt. Ik wilde witte peper kopen. In de winkel zocht ik naar witte peper en toen zag ik Max lopen, een vriend van mij. Ik praatte een tijdje met hem en wilde toen bij de kassa afrekenen. Helaas, ik kon niet betalen, mijn portemonnee zat niet in mijn zak.

Hij lag nog thuis op tafel!

de voltooide tijd

Ik heb gewoond

Ik heb gefietst

Ik heb gemaakt

Hier heb je ook het kofschip nodig om te weten of je een d schrijft of een t

de voltooide tijd, van onregelmatige werkwoorden

Ik zie een man

ik heb een man gezien

Wij zoeken een huis

Wij hebben een huis gezocht

Een paar regels voor de stam:

hele ww met een lange klinker hebben ook een stam met een lange klinker

maken: lange klinker

maken - en = mak (korte klank)

stam = maak (lange klank)

Vul in schudden.
Ik ..... zijn hand gisteren

1. schudde
2. schudden
3. schudte
4. schudten

Vul in antwoorden.
Hij ..... gisteren pas heel laat.

1. antwoordte
2. antwoordde
3. anwoorde
4. antwoordten

Vul in voeden.
Wij ..... gisteren de paarden.

1. voedte
2. voedten
3. voedden
4. voedde

vul in bloeden.
De wonden ..... heel erg

1. bloedde
2. bloedt
3. bloedden
4. bloedte

Wat is de verleden tijd van ik pak ?

Wat is de stam van leggen?

Wat is de verleden tijd enkelvoud van leggen?

Wat is de stam van leven?

Wat is de verleden tijd enkelvoud van leven?

Wat is de stam van Schudden?

Wat is de stam van 'antwoorden'?

Wat is de stam van Voeden?

vul in antwoorden.
Het vliegtuig ..... gisteren pas heel laat.

1. landt
2. landden
3. landten
4. landde

Sterke werkwoorden

onregelmatige werkwoorden - volgen de regel niet

Onregelmatige werkwoorden

Beginnen-begon- ik ben begonnen

Drinken-dronk-Ik heb gedronken

Dwingen-dwong-Ik heb gedwongen

Klinken-klonk-Ik heb geklonken

Schrikken-schrok-Ik ben geschrokken

Ik .......... gisteren van de spin(schrikken)

Ik .......(drinken, verleden tijd) mijn cola op.

Mijn moeder ......(dwingen verleden tijd) mij om mijn eten op te eten.