2.2 Migratie reden om te verhuizen

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

timer
0:10
Waar

Slide 3 - Diapositive

timer
0:10
Dichtbevolkt

Slide 4 - Diapositive

timer
0:10
Grotere

Slide 5 - Diapositive

timer
0:10
Waar

Slide 6 - Diapositive

timer
0:10
Waar (de bevolking blijft stijgen, maar de hoeveelheid geboortes per vrouw neemt af.)

Slide 7 - Diapositive

Op het plaatje zie je een migrant die van de VS naar Italie reist. 

De VS ziet hem als emigrant (hij vertrekt daar).
Italie ziet hem als immigrant (hij komt naar binnen).

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

De migrant is vanuit Canada gezien een...
timer
0:10
A
Emigrant
B
Immigrant

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

De migrant is vanuit Canada gezien een...
timer
0:10
A
Emigrant
B
Immigrant

Slide 12 - Quiz

Om de sociale bevolkingsgroei uit te rekenen kijk je naar de hoeveelheid mensen die erbij komt door migratie, minus (-) het aantal mensen dat vertrekt.

Dus als er in een jaar 200 mensen bijkomen door migratie, en er 230 vertrekken doe je dit:
200-230= -30
Er vertrekken dus per jaar 30 mensen.

(Wanneer het een positief getal is (boven de nul) komen er mensen bij, wanneer het een negatief getal is (onder de nul) worden het steeds minder mensen.)
Om de natuurlijke bevolkingsgroei te berekenen kijk je naar de hoeveelheid geboortes in een land minus (-) de hoeveelheid sterfgevallen. 

Dus wanneer er 200 baby's worden geboren in een jaar en 130 mensen sterven doe je dit:
200-130= 70
Er worden dus 70 meer mensen geboren dan dat er sterven.

(Wanneer het een positief getal is (boven de nul) komen er mensen bij, wanneer het een negatief getal is (onder de nul) worden het steeds minder mensen.)
Om de totale bevolkingsgroei uit te rekenen pak je de sociale en natuurlijke bevolkingsgroei samen. Als we de twee voorbeelden hierboven pakken betekent dit het volgende:

Sociale bevolkingsgroei was -30. Natuurlijke bevolkingsgroei was 70.
-30+70= 40

De bevolking van het land stijgt dus met 40 mensen, er komen 40 mensen meer bij dan dat er af gaan.

Slide 13 - Diapositive

Dit kaartje geeft aan of er meer mensen bijkomen in een land of meer mensen vertrekken.

Geel/oranje landen komen er meer mensen bij dan dat er weg gaan.
Roze/paarse landen gaan meer mensen weg dan dat er bij komen.

Slide 14 - Diapositive

Een voorbeeld van een arbeidsmigrant is iemand die uit Polen naar Nederland verhuist omdat ze hier meer betalen voor het werk wat ze doen.
Een voorbeeld van een vluchteling is iemand die uit Afghanistan vlucht omdat ze als vrouw niet dezelfde rechten heeft. 
Joden die in de tweede wereldoorlog migreerden naar het Verenigd Koninkrijk waren ook vluchteling.
Een voorbeeld van een ecologische vluchteling is een boer die door de droogte geen gewassen meer kan laten groeien, en dus naar een ander land vertrekt. 
Een voorbeeld van sociale redenen om te migreren zijn de familie (partner/kinderen) van de arbeidsmigrant die eerst waren achtergebleven, maar later toch verhuizen naar het land van de arbeidsmigrant.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Welke reden om te migreren?
timer
0:20
A
Economisch (arbeidsmigrant)
B
Politiek (vluchteling)
C
Ecologisch (ecologische vluchteling)
D
Sociaal

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Welke reden om te migreren?
timer
0:10
A
Economisch (arbeidsmigrant)
B
Politiek (vluchteling)
C
Ecologisch (ecologische vluchteling)
D
Sociaal

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Welke reden om te migreren?
timer
0:10
A
Economisch (arbeidsmigrant)
B
Politiek (vluchteling)
C
Ecologisch (ecologische vluchteling)
D
Sociaal

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Welke reden om te migreren?
timer
0:10
A
Economisch (arbeidsmigrant)
B
Politiek (vluchteling)
C
Ecologisch (ecologische vluchteling)
D
Sociaal

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

Welke reden om te migreren?
timer
0:10
A
Economisch (arbeidsmigrant)
B
Politiek (vluchteling)
C
Ecologisch (ecologische vluchteling)
D
Sociaal

Slide 25 - Quiz

Arbeidsmigranten: mensen die naar een ander land gaan om te werken.
Ecologische vluchtelingen: droogte zorgt ervoor dat gewassen/planten niet meer kunnen groeien.
Vluchtelingen (politieke redenen): vluchten uit eigen land in een klein bootje om veiligheid te vinden.
Sociale redenen: De moeder die al eerder naar een ander land was gegaan ziet haar gezin weer die na haar ook zijn gemigreerd.

Slide 26 - Diapositive

Push: Letterlijk duwen. Voel je je mentaal weggeduwd? Is er bijvoorbeeld oorlog of zijn er geen banen? Dan is het een pushfactor, dit zijn redenen om ergens niet naar toe te gaan. 

Pull: Letterlijk trekken. Voel je je mentaal aangetrokken? Bijvoorbeeld door gratis onderwijs of door goedkope huizen? Dan is het een pullfactor, dit zijn redenen om ergens wel naar toe te gaan.

Slide 27 - Diapositive

Kijk per foto of dit een push of pull factor is en waarom.
Vraag
Push: Vulkaanuitbarstingen zorgen voor een onveilige en onaangename situatie.
Push: Bosbranden zorgen voor een onveilige en onzekere situatie.
Push: Oorlog zorgt voor een onveilige situatie.
Pull: Veel bedrijven zorgen voor veel banen.
Pull: Bij een fabriek zijn veel banen.
Push: De fabriek is slecht voor het milieu
(Een plaats heeft vaak meerdere push en pull factoren)

Slide 28 - Diapositive