12.1 Eigenschappen doorgeven [voorkennis]

Welkom
boek + laptop pakken
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom
boek + laptop pakken

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning

Hoe gaat het? Update..
Planning
De biologielessen
Biologie! waar waren we gebleven?

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heb je bij je
Laptop + lader
Flexboek
Materiaal voor aantekeningen
Agenda



Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Klas toevoegen in LessonUp
TEAMS en Lessonup code delen 

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

toetsweek
toetsweek 1: kleine toets over erfelijkheid 
toetsweek 2: erfelijkheid en evolutie
toetsweek 3: gezondheid
toetsweek 4: plant en dier 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar hebben we het vorige jaar
allemaal over gehad?

Slide 6 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

We hebben dit jaar maar 3 toetsen, (= 3 cijfers). 

Slide 8 - Diapositive

Wie lijken er op elkaar? Wie juist niet. Hoe kan dit? Wie heeft dit thuis ook?
Leerdoelen
Je kan antwoord geven op de volgende vragen

1. Wat bepaalt je genotype? En fenotype?
2. Hoeveel chromosomen heeft een mensen cel?
3. Wat staat er op een gen?
4. Heeft elke cel dezelfde hoeveelheid chromosomen?
5. Hoe komt het dat je 23 chromosomenparen hebt?
6. Welke allelen horen bij het gen oogkleur?

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze paragraaf gaat over erfelijkheid. Wat houdt die term eigenlijk in?

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Erfelijkheid
> Het doorgeven van bepaalde eigenschappen van generatie op generatie



Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe worden die eigenschappen dan doorgegeven?

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

DNA
Bevat de erfelijke informatie van een organisme

> Waar bevindt het DNA zich in je lichaam?
> Hoe heten die pakketjes van opgerold DNA?



Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Jouw bouwbeschrijving

- Staat 'beschreven' in       je chromosomen.

- Chromosomen zijn lange slierten DNA.

- Alle chromosomen samen noem je het genoom.




Slide 14 - Diapositive

Het genoom is als het ware de 'bouwbeschrijving' van je lichaam.
Hoeveel chromosomen hebben cellen in ons lichaam?

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Menselijke cel

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Die bevruchte cel deelt zichzelf op. 

Als de cel zich deelt, deelt hij ook de chromosomen. 
In al jouw cellen zitten daardoor 46 chromosomen, waarin dezelfde bouwbeschrijving' staat. 

(Alleen de zaadcellen en eicellen dus niet.)



Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom lijk je dan op je ouders?

De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 
23 chromosomen die je van je vader kreeg.

De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 
23 chromosomen die je van je moeder kreeg.




Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Karyogram van een lichaamscel van de mens.



Mensen hebben elk chromosoom 2x


van elk paar is 1 chromosoom van je moeder en 1 chromosoom van je vader afkomstig


Alle cellen hebben hetzelfde pakketje chromosomen

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
C
Hersencellen
D
Hypofyse cellen

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kun je aan de chromosomen zien of het een jongen of een meisje is?

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


Jongen of meisje
Het laatste paar chromosomen bepaald het geslacht

XX = vrouw

XY = jongen

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Alle eicellen hebben dus een x-chromosoom.

De helft van de zaadcellen hebben een X-chromosoom.
De helft van de zaadcellen hebben een Y-chromosoom.


Jongen of meisje

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De zaadcel van de vader bepaalt of de baby een jongen of een meisje wordt
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een bepaalde cel bevat 13 chromosomen, kun je zeggen of dit een geslachtscel is of een lichaamscel?

A
Ja, lichaamscel
B
Ja, geslachtscel
C
Dat kan je niet zeggen

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een bepaalde cel heeft 18 chromosomen, kun je zeggen hoeveel chromosomen een levercel van dit organisme heeft?
A
9
B
18
C
36
D
Dat is niet te zeggen

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Erfelijkheid
Op je chromosomen liggen bepaalde eigenschappen (oogkleur)

Deze eigenschappen kun je 'overerven' van je ouders

Je krijgt dus 23 chromosomen met daarop bepaalde eigenschappen van je moeder en 23 chromosomen met daarop bepaalde eigenschappen van je vader


Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie heeft er bijvoorbeeld een broer/zus die een andere oogkleur/haarkeur heeft?

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gen en allel
✔ Een gen is een stukje van een chromosomen dat info geeft over een eigenschap.

✔ Varianten van een gen noem je allelen. Bijv. het gen oogkleur heeft variant (allel) 'blauw' en 'bruin'. 




Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Er bestaat een gen haarkleur. Noem minstens 3 bijbehorende allelen.

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Genotype : de info van beide allelen van een gen. (zit het woord gen in)

Fenotype : wat je ziet van een eigenschap. 

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je fenotype wordt grotendeels bepaald door je genotype. Wat heeft echter ook invloed op je fenotype
A
Het DNA van je ouders
B
De geslachtschromosomen
C
Je omgeving
D
Je eigen keuzes

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Genotype + omgeving
maakt het fenotype

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe bepaalt dan een gen je uiterlijk?
Een stuk DNA kan vertaald worden. 

Hierbij ontstaat uiteindelijk een specifiek eiwit. (1 gen codeert voor 1 eiwit)

Dit eiwit regelt vervolgens een klein onderdeel van je uiterlijk

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aangeboren aandoeningen
  • Aangeboren aandoening: een aandoening of ziekte waarmee je geboren wordt. 
  • Erfelijke aandoening: Fout in de chromosomen geërfd van een van de ouders. 
  • Voorbeeld Syndroom van Down:  zij hebben 1 chromosoom extra in hun cellen bij paar #21.



Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
Je kan antwoord geven op de volgende vragen

1. Wat bepaalt je genotype? En fenotype?
2. Hoeveel chromosomen heeft een mensen cel?
3. Wat staat er op een gen?
4. Heeft elke cel dezelfde hoeveelheid chromosomen?
5. Hoe komt het dat je 23 chromosomenparen hebt?
6. Welke allelen horen bij het gen oogkleur?

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doel van volgende week
Met  informatie over een genotype en fenotype kun je de genotypes en fenotypes van je nakomelingen voorspellen
en kun je dus voorspellen hoe nakomelingen er uit gaan zien.






Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 38 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Start thema 12
bestuderen paragraaf 12.1
maken opdrachten 12.1  1 tm 10

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 40 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

MS Teams

- Team toevoegen
- Code =  pk6wyu7

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions