4M 3.4 Macht op de markt?

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Welkom  

economen!

Wat gaan we doen vandaag?

• Het huiswerk bespreken
• Leerdoelen van vandaag
• Instructie paragraaf 3.4
• Aan het werk met 3.4
• Evalueren van de leerdoelen
• Afsluiting

Zure appels

Zure appels --> het antwoord

Omzet = €3.000 +€2.500= €5.500

Inkoopwaarde = €2.500 + €1.500 = €4.000

Overige bedrijfskosten = €1.825 + 775 = €2.600

€5.500 -€4.000 =€1.500

€1.500 - €2.600 = - €1.100

Fred heeft een verlies van €1.100 in de maand mei

Evenwicht?

Evenwicht?

A)

De evenwichtsprijs is € 600

B)

De evenwichtshoeveelheid is 30.000 stuks

Evenwicht?

A)

De evenwichtsprijs is € 600

B)

De evenwichtshoeveelheid is 30.000 stuks

C)

30.000 × € 600 = € 18.000.000

Hoofdstuk 3: Ben jij ondernemend?

3.1 Wat zijn de kosten?

3.2 Wat levert het op?

3.3 Vraag en aanbod

3.4 Macht op de markt?

Leerdoelen 3.4

• Ik weet wat een marktaandeel is en ik weet hoe ik een marktaandeel kan berekenen.
• Ik weet hoe producenten proberen hun marktaandeel te vergroten.
• Ik weet welke verschillende marktvormen er zijn en ik kan kenmerken van deze markvormen noemen.

Wat is een marktaandeel?

• je afzet (of omzet) in % van de totale afzet (of omzet) op de markt.
  
• Marktaandeel vergroten door het inzetten van marketinginstrumenten
  
• of door overname ander bedrijf of fusie (twee bedrijven vormen samen één nieuw bedrijf).

Hoe bereken je het marktaandeel?

Hoe bereken je het marktaandeel?

A) 

   23.000.000 = 2%

   23.000.000 ÷ 2 × 100 = 1.150.000.000

Hoe bereken je het marktaandeel?

A) 

   23.000.000 = 2%

   23.000.000 ÷ 2 × 100 = 1.150.000.000

B) 

   256.000.000 ÷ 1.150.000.000 × 100% = 22,3%

Verboden afspraken

Een kartel -> afspraak om onderlinge concurrentie te beperken.

• Kartelafspraken over bijvoorbeeld:
• prijs, hoeveelheid aanbod op de markt

• Kartelafspraken zijn verboden.
• ACM onderzoekt kartels en kan hoge boetes geven

Welke marktvormen werden genoemd?

Kenmerken?

Macht op de markt

Monopolie

• Marktvorm met maar één aanbieder.
• In Nederland zeldzaam, wel overheidsmonopolies: 
• hoogspanningsnet
• uitgifte van bankbiljetten

Veel aanbieders, geen productvoorkeur

Volkomen concurrentie 

• veel aanbieders
• Marktvorm met homogene producten

Homogeen

Homogene goederen verschillen in de ogen van klanten niet van elkaar.

Veel aanbieders, wel productvoorkeur

Monopolistische concurrentie 

• veel aanbieders
• Marktvorm met heterogene producten

Weinig aanbieders, wel productvoorkeur

Oligopolie 

• Markt met een klein aantal aanbieders.
• Marktvorm met zowel heterogene als homogene producten.

 

 

Heterogeen

Heterogene goederen hebben voor consumenten belangrijke verschillen: voor hen maakt het uit wie het product levert  merk- en smaakvoorkeur

Oligopolie

Marktvorm met heterogene producten concurreren op eigenschappen product.

• Voorbeeld; markt voor smartphones
• Onderscheid in bijvoorbeeld:
• vormgeving
• camera
• opslagcapaciteit

 

 

Oligopolie

Marktvorm met homogene producten concurreren op prijs. Bijvoorbeeld:

• benzinemarkt
  
• Soms ontstaat een prijzenoorlog.
  

 

 

1. Maak op blz. 93   opdracht 19 t/m 24

Wat vond jij van de lesstof?

<- lastig 

 of 

makkelijk ->

1. Maak op blz. 95    opdracht 12 t/m 15

Aan het (huis)werk!

Iedereen: 

Maak vanaf blz. 86. opdracht 4-6 t/m 12

• Ik weet wat een marktaandeel is en ik weet hoe ik een marktaandeel kan berekenen.
• Ik weet hoe producenten proberen hun marktaandeel te vergroten.
• Ik weet welke verschillende marktvormen er zijn en ik kan kenmerken van deze markvormen noemen.