Dag 4

• NT2
• ISK

Thema 8: Technologie

Dag 4

Woorden van vandaag:

• moe
• nog
• omhoog
• omlaag
• het onderwijs
• de oorlog
• open
• rechtdoor 

26. moe

• als je moe bent, wil je rusten of slapen
  
  
• zin: Ik ben moe, want ik heb hard gewerkt. 

27. nog

• opnieuw, weer
• zin: Mag ik nog een appel?
  
  
• over
• zin: Nog een week, dan is het vakantie!
  
  
• tot nu
• zin: Het heeft nog niet geregend. 

28. omhoog

• naar boven
• omhoog <--> omlaag
  
  
• zin: We gaan met de lift omhoog naar de tiende verdieping. 

29. omlaag

• naar beneden
• omlaag <---> omhoog
  
  
• zin: We rijden omlaag de berg af. 

30. het onderwijs

• het geven van lessen
  
  
• zin: Zij werkt in het onderwijs. Ze geeft Nederlandse les aan jongeren. 

31. de oorlog (znw)

• ruzie waarbij gevochten wordt tussen twee of meer landen of volken
• zin: Er is van 1940-1945 oorlog geweest tussen Nederland en Duitsland. 

32. open

• als je ergens in kunt, of iets in kunt doen
  
  
• open <---> dicht
  
  
• zin: Het is warm in de klas. Zet het raam maar open! 

33. rechtdoor

• verder in dezelfde richting
  
  
• zin: U loopt rechtdoor en dan de tweede straat rechts. Daar is de markt. 

Ik heb de hele dag hard gewerkt. Ik ben ............

26

1. moe
2. ziek
3. mooi
4. maken

Er zijn appels over. Mag ik er ..... eentje?

27

1. moe
2. twee
3. hallo
4. nog

We gaan met de lift .................. naar de tiende verdieping.

28

1. rechtsaf
2. omhoog
3. rechtdoor
4. linksaf

Gisteren was ik heel actief, want ik ging naar school en daarna voetballen. Het was leuk, maar ik ben er .............van geworden. Ik moet nu ............, ik ga naar bed.

26

1. rusten - moe
2. moe - rusten
3. actief - rusten
4. actief - moe

Waar lees je de betekenis: weer/opnieuw
van het woord 'nog'?

27

1. Ik heb nog geen vakantie, ik moet nog naar school.
2. Nog meer toetsen! Ik wil het niet meer!

Vul het goede woord in:

Dit gebouw heeft twee verdiepingen. Als ik naar de bovenste verdieping wil dan moet ik met twee trappen.......

28

De wielrenner gaat te snel .................... op de berg.
Dat gaat fout!

Welk woord hoort bij deze zin?

29

1. omhoog
2. omlaag
3. naar beneden
4. naar boven

Welke foto hoort bij 'het onderwijs'?

30

1. 
2. 
3. 
4. 

Landen die met elkaar vechten, die zijn met elkaar
in ............

31

1. gesprek
2. oorlog
3. ruzie
4. lachen

32

dicht

open

Aan het eind van deze straat staat de school. Je
hoeft niet linksaf en niet rechtsaf, alleen
maar............

33

1. rechts
2. rechtdoor
3. achteruit
4. links