Taalcompleet thema 2 (A1)

Thema 2
De school
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 2
De school

Slide 1 - Diapositive

Maandag
Toets 2

Slide 2 - Diapositive

Lesprogramma:
1. Quiz; herhaling thema 2
2. Zinnen maken
3. Dictee thema 2
3. Vragen thema 2?
4. Zelfstandig werken

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen:
Na deze les:
- ken ik de werkwoorden van thema 2
- ken ik de woorden van thema 2
- kan ik de werkwoorden en woorden gebruiken

Slide 4 - Diapositive

Welke klank hoor je?
A
/oo/
B
/oe/
C
/ee/
D
/ui/

Slide 5 - Quiz

Welke klank hoor je?

A
/oo/
B
/oe/
C
/ee/
D
/ui/

Slide 6 - Quiz

Welke klank hoor je?

A
/oo/
B
/oe/
C
/eu/
D
/ui/

Slide 7 - Quiz

Welke klank hoor je?

A
/i/
B
/e/
C
/ee/
D
/aa/

Slide 8 - Quiz

Welke klank hoor je?

A
/ie/
B
/ei/ij/
C
/ee/
D
/ui/

Slide 9 - Quiz

Sam ... naar school
A
gaat
B
heeft
C
binnen
D
buiten

Slide 10 - Quiz

... ! Ik ben juf Mirjam.
A
Samen
B
Buiten
C
Pauze
D
Welkom

Slide 11 - Quiz

De ... zegt: 'Goedemorgen!'
A
pauze
B
docent
C
school
D
leerlingen

Slide 12 - Quiz

Wie, wat, waar, wanneer, hoeveel

Slide 13 - Diapositive

Vul in:
________ woon jij?

Slide 14 - Question ouverte

Vul in:
________ ben jij?

Slide 15 - Question ouverte

Vul in:
______ is je naam?

Slide 16 - Question ouverte

Vul in:
______ dagen heeft een week?

Slide 17 - Question ouverte

Vul in:
Ik heb 2 kinderen. _____ kinderen heb jij?

Slide 18 - Question ouverte

Vul in:
Zaterdag en zondag noem je het ______.

Slide 19 - Question ouverte

Vul in:
Vandaag is het woensdag. Morgen is het ______.

Slide 20 - Question ouverte

Vul in:
Een week heeft 7 ______.

Slide 21 - Question ouverte

Welk getal hoor je?

Slide 22 - Question ouverte

Welk getal hoor je?

Slide 23 - Question ouverte

Welk getal hoor je?

Slide 24 - Question ouverte

Welk getal hoor je?

Slide 25 - Question ouverte

Hij ____ mijn broer.
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 26 - Quiz

Vul in:
Mijn ouders zijn opa en oma.
_____ hebben zes kleinkinderen.

Slide 27 - Question ouverte

Vul in:
Een _____ heeft 7 dagen.

Slide 28 - Question ouverte

Die meisjes _____ zusjes.
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 29 - Quiz

De docent ____ vandaag ziek.
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 30 - Quiz

Hoe oud _____ jij?
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 31 - Quiz

De jongens _____ nieuwe schoenen.
A
heb
B
heeft
C
hebben
D
hebt

Slide 32 - Quiz

______ jij een grote familie?
A
heb
B
heeft
C
hebben
D
hebt

Slide 33 - Quiz

Vul een goede vorm van hebben in:
Vandaag _____ de leerlingen een toets.

Slide 34 - Question ouverte

Vul een goede vorm van hebben in:
Het kind ______ een lieve oma.

Slide 35 - Question ouverte

Vul een goede vorm van zijn in:
Je oma _____ oud.

Slide 36 - Question ouverte

Wat hoor je?

Slide 37 - Question ouverte

Wat hoor je?

Slide 38 - Question ouverte

Wat hoor je?

Slide 39 - Question ouverte

Wat hoor je?

Slide 40 - Question ouverte

Wat hoor je?

Slide 41 - Question ouverte

Slide 42 - Diapositive