Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)
wann?(=wanneer)
(tip: hele werkwoord+vz= zich bevinden)
Er is sprake van 'er zijn'
je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)
(tip:hele werkwoord+vz= doelgerichte beweging)
Er is sprake van 'er komen'
Er steht vor d... Tür(v).
waar? "voor de deur" dus 3.Fall
Er steht vor der Tür.
Er springt in d... Wasser(o).
waarheen?"in het water" dus 4.Fall
Er springt in das Wasser.