Wat word er van mij verwacht tijdens een examen........??
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
EXAMENTRAINING voor de examenkandidaten 2025
Economie TL / MAVO
Wat word er van mij verwacht tijdens een examen........??
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen?
Het hele jaar 1 les per week examentraining
Tips voor het maken van een examen
Checken of we weten hoe het examen eruit gaat zien
We gaan oefenopgaven maken uit oude examens
Slide 2 - Diapositive
Examenzittingen
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Het examen economie duurt:
A
2 uur
B
2,5 uur
C
3 uur
D
3,5 uur
Slide 5 - Quiz
Bij je economie examen mag je een woordenboek gebruiken
A
Nee, natuurlijk niet
B
Ja, een Nederlands woordenboek
C
Ja, een woordenboek Nederlands naar een andere taal
D
Ja, een NL woordenboek of een Nederlands wb naar een andere taal
Slide 6 - Quiz
Met potlood schrijven is toegestaan bij je economie examen
A
ja natuurlijk mag dat
B
Nee, dat mag niet m.u.v. het tekenen van grafieken met potlood
C
Nee, dat mag niet in verband met fraudegevoeligeheid
Slide 7 - Quiz
De vragen van je examen mag je alleen in de voorgeschreven volgorde maken
A
Ja, je moet beginnen met vraag 1, daarna vraag 2, vraag 3 enz.
B
Ja, anders word je op je cijfer gekort
C
Nee, dat hoeft niet, de docent zoekt het wel uit
D
Nee, dat hoeft niet, als je de vragen maar duidelijk aangeeft
Slide 8 - Quiz
Welke rekenmachine neem je mee naar je examen, en dus ook de toetsen dit jaar?
A
Een rekenmachine zonder toeters en bellen
B
Een gewone eenvoudige rekenmachine met reservebatterijen
C
Een grafische rekenmachine met een leeg geheugen
D
Een mobieltje met een goedgekeurde rekenmachine app
Slide 9 - Quiz
Enkele tips
Geld ALTIJD afronden op 2 decimalen, en......
Vergeet het €-teken niet
Procenten afronden op 1 decimaal
LEES de vraag goed, neem de tijd
Heb je antwoord gegeven op de vraag?
Oefenen, oefenen, oefenen, én nakijken
Begrippen en samenvatting goed leren
Slide 10 - Diapositive
Theorie:
Woordjes leren / voorbeelden bedenken / ezelsbrug
Samenvatting maken
Opgaven opnieuw maken (boek of online)
Berekeningen
Formules leren en begrijpen
Rekenopgaven opnieuw maken (boek of online)
Oude examens maken
Antwoorden controleren
Aan de slag met moeilijke onderdelen
Slide 11 - Diapositive
Het examen maken:
Gebruik je kladpapier:
Zet getallen op een rij
Schrijf ook de woorden erbij
Bij open vragen: schrijf de definitie even op
Let op de eenheden (€, %, aantallen, $, miljoen, x1000, enz.)
Controleer je antwoorden
Heb ik de vraag echt beantwoord?
Is het logisch?
Reken % weer terug
Slide 12 - Diapositive
examen economie (correctie)
Wat doet een corrector....?
Per vraag krijgen je 0, 1 of 2 punten
Eén antwoord gevraagd? Alleen jouw eerste antwoord wordt gelezen
Géén berekening? Dan géén punten
Wordt er een antwoord met verklaring gevraagd? Zonder verklaring géén punten
Geef je bij meerkeuze teveel antwoorden? Géén punten
Als jij bij meerdere vragen dezelfde fout maakt, krijg je meerdere keren puntaftrek
Gebruik de economische betekenis van een woord
Slide 13 - Diapositive
Examenvragen beantwoorden
Hoe doe ik dat? En wat betekenen de woorden in de vraag?
Slide 14 - Diapositive
Doel van deze les
Aan het einde van de les:
- Heb je geoefend met het beantwoorden van examenvragen. Geef ik wel volledig antwoord en en begrijpt een ander mijn antwoord ook.
Slide 15 - Diapositive
Noem twee oorzaken van het ontstaan van inflatie. Wat betekent eigenlijk oorzaken?
Slide 16 - Question ouverte
Noem twee oorzaken van het ontstaan van inflatie. Noem + ontstaan inflatie + 2x
Slide 17 - Question ouverte
Inzichtsvraag
2p 32 Een lager rentepercentage stimuleert de economie, maar kan ook leiden tot hogere inflatie.
--> Leg uit in twee stappen dat een lager rentepercentage kan leiden tot een hogere inflatie.
Werkwoord + onderwerp + voorwaarden
Slide 18 - Diapositive
--> Leg uit in twee stappen dat een lager rentepercentage kan leiden tot een hogere inflatie.
Werkwoord + onderwerp + voorwaarden
Slide 19 - Question ouverte
Algemeen - soorten vragen en examentaal
Slide 20 - Diapositive
Wat zijn argumenten? Argumenten zijn ...
A
Belangrijke woorden in een tekst die een verband aangeven
B
Woorden die de mening van de schrijver aangeven
C
Een onderbouwing van de reden waarom je iets doet of niet doet of vindt of niet vindt
D
Voorbeelden die gegeven worden in de tekst
Slide 21 - Quiz
Aarts bedrijf is gestart als een eenmanszaak. Aart vraagt Kyona om in te stappen als partner van Aart in een besloten vennootschap (bv). Ze bespreken de voors en tegens van deze rechtsvorm. --> Noem een argument, anders dan een belastingvoordeel, om te kiezen voor de rechtsvorm bv, in plaats van een eenmanszaak.
Slide 22 - Question ouverte
Volgens Rashid zijn inkomensverschillen prima. Hij vindt dan ook dat “het slecht zou zijn voor de Nederlandse economie als iedereen hetzelfde zou verdienen”. --> Noem een argument voor de uitspraak van Rashid.
Slide 23 - Question ouverte
Toelichting Geef een toelichting. Maar wat is een toelichting?
A
een opmerking geven
B
voorbeelden geven
C
nadere uitleg geven
D
een vraag stellen
Slide 24 - Quiz
Veel jongeren zien rood staan bij een bank niet als lenen, maar met een negatief saldo hebben ze wel een schuld, net als bij een persoonlijke lening. --> Noem een verschil tussen rood staan en een persoonlijke lening bij een bank. Licht je antwoord toe.
Slide 25 - Question ouverte
Geef een reden. Wat is een reden?
A
waardoor het komt
B
Wat je wilt
C
wat je mening is
D
wat voorbeelden zijn
Slide 26 - Quiz
Marjolein: “Ons rozenkweekbedrijf maakt winst. Dat komt voornamelijk doordat we de productie voor een groot deel verplaatst hebben naar Kenia in Afrika. De kostprijs is daardoor laag.” --> Noem een reden voor de lage kostprijs van de rozenproductie in Kenia.
Slide 27 - Question ouverte
' Uitleggen' betekent
A
iets neerleggen
B
iets vertellen over het onderwerp
C
iets pakken
D
Iets uit elkaar halen
Slide 28 - Quiz
Tim en Tom horen hun ouders praten over de waardestijging van de woning. Zij denken dat hun ouders daar blij mee zijn, maar vader merkt op: “Aan die gestegen waarde hebben we nu niets.” --> Leg de opmerking van vader uit