Paragraaf 5.2

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom HA12

Ga zitten, leg je spullen op tafel en ga in de lessonup.

Onderwerpen:

Paragraaf 5.1: Lijnen.

Paragraaf 5.2: Hoeken en graden.

Paragraaf 5.3: Hoeken meten.

Paragraaf 5.4: Hoeken tekenen.

Leerdoelen

Je kan rechte, scherpe, stompe en gestrekte hoek herkennen.

Je kan hoeken geven in aantal graden. 

Eerst even herhalen.

Over de leerstof van de vorige les. 

Waarmee meet je loodrecht?

1. 
2. 
3. 
4. 

Hoe herken je een loodlijn?

1. Er staan pijltjes op de lijn
2. Er staat een rechtehoekteken
3. De lijn heeft twee eindpunten
4. Er staat een letter bij

Wat heeft een lijn en wat een punt?

1. Lijn een hoofdletter. Punt een kleine letter.
2. Lijn een kleine letter. Punt een hoofdletter.
3. Ik hoef geen letters bij punten of lijnen te zetten.
4. Hoofdletters en kleine letters mogen door elkaar.

Jasmijn wil een loodlijn tekenen. Krijgt zij op deze manier een goede loodlijn?

1. Ja
2. Nee

Welke lijnen staan loodrecht op elkaar?

Welke lijnen zijn evenwijdig aan elkaar?

Hoeken.

Rechte hoek.

Scherpe hoek.

Stompte hoek.

Gestrekte hoek. 

De benen staan loodrecht op elkaar.

De hoek is kleiner dan een rechte hoek.

Tussen      &  

De hoek is groter dan een rechte hoek.

Tussen       & 

De hoek is "weg".

De benen vormen een recht lijn.

0°

90°

90°

180°

Graden

Hoeken kun je meten. Dat doe je in graden.

Schrijfwijze

hoekteken

opgave samen.

Een stompe hoek is een hoek...

1. kleiner dan 90 graden
2. gelijk aan 90 graden
3. groter dan 90 graden
4. 360 graden

Een scherpe hoek is een hoek...

1. tussen de 0 en 90°
2. tussen de 0 en 180°
3. tussen de 90° en 180°
4. van 90°

Hoek C is
een ........... hoek

1. Stompe
2. Scherpe
3. Rechte
4. Gestrekte

Hoek B is
een ........... hoek

1. Scherpe hoek
2. Rechte hoek
3. Stompe hoek
4. Gestrekte

Aan de slag

Maak de volgende opgaven:

12, 14, 17, 20, 21, 22

blz. 197 t/m 200