Parlementaire democratie 1 tm 3 dilemma

Parlementaire democratie
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Parlementaire democratie

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
Test je kennis: paragraaf 1 t/m 3
Uitleg leerwijzer
Keuzes

Slide 2 - Diapositive

Welke van de onderstaande is géén kenmerk van een maatschappelijk probleem?
A
Gevolg van maatschappelijke verandering
B
Media aandacht
C
Verschillende meningen
D
Gemeenschappelijke oplossing

Slide 3 - Quiz

Gaat het hier om een maatschappelijk probleem?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Maatschappelijke problemen zijn lastig op te lossen. Het niet opruimen van afval kan als oorzaak hebben:

Slide 5 - Question ouverte

Geen telefoon in de les mogen is een:
A
Norm
B
Waarde
C
Belang
D
collectief goed

Slide 6 - Quiz

Onze gelaagde overheid bestaat niet uit:
A
Landelijk
B
Provincie
C
Woonplaatsen
D
Gemeente

Slide 7 - Quiz

Met de algemene beschouwingen na Prinsjesdag debatteren politieke partijen over de plannen van het kabinet. Bij welke fase hoort dit?
A
Invoer
B
Omzet
C
Uitvoer
D
Terugkoppeling

Slide 8 - Quiz

Er zijn verschillende stromingen in de politiek je hebt het socialisme, het confessionalisme en het ..?

Slide 9 - Question ouverte

Economisch beleid
Morele vraagstukken
Identiteit
Progressief
Sociaal economisch beleid
Conservatief
Nationalisme
Liberale vrije markt
Kosmopolitisch

Slide 10 - Question de remorquage

Welke politieke partij hoor bij
Sociaal-democraten | christen-democraten | liberalen
Sociaal-democraten
Christen-democraten
Liberalen

Slide 11 - Question de remorquage

Een referendum is een voorbeeld van:
A
Indirecte democratie
B
Directe democratie

Slide 12 - Quiz

Een van de kenmerken van een democratie is:
A
Vrijheid van meningsuiting
B
Vrije media
C
Recht op privacy
D
Actief kiesrecht

Slide 13 - Quiz

Het kabinet:
A
bestaat uit de koning, ministers en staatssecretarissen
B
bestaat uit de ministers en staatssecretarissen
C
is verantwoordelijk voor de benoeming van de voorzitter van de Tweede Kamer
D
is direct gekozen

Slide 14 - Quiz

Wie heeft dezelfde taken op gemeenteniveau als de ministers landelijk?
A
Burgemeester
B
Gemeenteraad
C
Gedeputeerde Staten
D
Wethouders

Slide 15 - Quiz

Als de vertrouwensregel ingezet wordt tegen de minister-president, dan:
A
Moet alleen hij vertrekken.
B
Moet hij zijn excuses aanbieden.
C
Moet het hele kabinet vertrekken.
D
Hoeft hij daar niks mee te doen.

Slide 16 - Quiz

Uitleg leerwijzer

Slide 17 - Diapositive

Keuze moment
- Zelf samenvatten
- Oefenopdracht maken
- Schema maken

Let op! Laatste 10 minuten stemmen.

Slide 18 - Diapositive