Herhalingsles hoofdstuk 4

Herhaling hoofdstuk 4
Goed Gemaakt?
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhaling hoofdstuk 4
Goed Gemaakt?

Slide 1 - Diapositive

4.4 En het milieu?
a.) Vervuiling van de lucht
      Energieverbruik
b.) Onnodig verbruik van de grondstoffen
      Afval
51
a.) GFT (Groente-, fruit- en tuinafval
b.) 49% (restafval)
c.) Ongeveer 60%
d.) Om te hergebruiken moet afval gescheiden worden.
      Van ons afval wordt 51% al gescheiden
       51% van 489 kilo = 0,51 x 489 kilo = 249, 4 kilo
57
a.) Als mensen ervoor moeten betalen, nemen ze niet zo snel een plastic         tasje. Voor het milieu betekent dat: minder verbruik van grondstoffen         en minder afval.
b.) 12 = ...% van 80
      12/80 x 100 = 15%
62

Slide 2 - Diapositive

Vragen?
Zijn er nog vragen over de stof of over het huiswerk? Morgen is het SO dus dit is de laatste kans om te vragen?

Slide 3 - Diapositive

4.1 Hoe maak je dat?

Slide 4 - Diapositive

Wat is produceren?
A
het leveren van goederen en diensten
B
het maken van een film
C
het maken van goederen en het leveren van diensten
D
het leveren van goederen en het maken van diensten

Slide 5 - Quiz

Wat is een voorbeeld van productiekosten?
A
Kosten voor personeel
B
Kosten voor grondstoffen
C
Kosten voor energie
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 6 - Quiz

Yara heeft 6 stoelen gemaakt. De productiekosten waren €450,-. Wat is de kostprijs per stoel?
A
€100,-
B
€75,-
C
€2700,-
D
€45,-

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Waar was deze afbeelding een voorbeeld van?
A
Een bedrijfstak
B
Een bedrijfskolom
C
Een winkel
D
Een fabriek

Slide 9 - Quiz

4.2 Wat levert het op?

Slide 10 - Diapositive

Wat is een productiesector?
A
Agrarische, Industriële en dienstverlenende bedrijven
B
Tuinbedrijf, een winkel en een fabriek
C
Agrarische en computerbedrijven
D
Agrarische bedrijven, winkels en dienstverlenende bedrijven

Slide 11 - Quiz

Wat is een productiefactor?
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal
D
A, B en C zijn juist

Slide 12 - Quiz

Wat is investeren?
A
Het lenen van geld
B
Winst maken
C
Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen
D
Produceren

Slide 13 - Quiz

Wie zijn concurrenten?
A
Apple en Samsung
B
Heineken en Lays
C
Playstation en Albert Heijn
D
Etos en Intertoys

Slide 14 - Quiz

Hoe bereken je de winst?
A
Winst = Opbrengsten + Kosten
B
Winst = Opbrengsten
C
Winst = Opbrengsten/Kosten
D
Winst = Opbrengsten - Kosten

Slide 15 - Quiz

4.3 Kan het sneller en beter

Slide 16 - Diapositive

Door ...1… zal de arbeidsproductiviteit ...2…
A
1. Automatisering 2. Stijgen
B
1. Mechanisering 2. Dalen
C
1. Automatisering en Mechanisering 2. Stijgen
D
1. Automatisering en Mechanisering 2. Dalen

Slide 17 - Quiz

de werknemers worden beter ingeroosterd, waardoor dezelfde mensen meer kunnen produceren. De arbeidsproductiviteit wordt ....
A
Lager
B
Hoger

Slide 18 - Quiz

Noa koopt voor € 35.100 een nieuwe bedrijfsauto. De auto gaat acht jaar mee en is dan nog €3.100 waard. Per jaar is de afschrijving

A
€3.900
B
€4.000
C
€4.387,50
D
€4.200

Slide 19 - Quiz

Wat is een vorm van milieuschade?
A
Luchtvervuiling
B
Plastic in de zee
C
Gebruik van energie
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 20 - Quiz

Wat is een voorbeeld van duurzaam produceren?
A
Speelgoed maken van gerecycled plastic
B
Energie uit een steenkolencentrale

Slide 21 - Quiz

Wat is een voorbeeld van de vervuiler betaald?
A
Een fabriek moet CO2-belasting betalen
B
Je betaald hondenbelasting voor het afval van je hond
C
Je moet betalen voor het weggooien van je eigen vuilnis
D
Alle antwoorden zijn een goed voorbeeld

Slide 22 - Quiz

Maken
Oefentoets Hoofdstuk 4 op pagina 119

Slide 23 - Diapositive