De roepie is de munteenheid van India. Eén roepie is honderd paise.
De volgende munten worden gebruikt: 50 paise en 1, 2 en 5 roepie. Het papiergeld is beschikbaar in 1, 2, 5, 10, 20, 50, 100, 500, 1000 en 2000 roepie. 1 Indiase roepie is gelijk aan 0,011 Euro. 1 Euro is dus 91 roepie.
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3
Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Unit 3 - India
Money
De roepie is de munteenheid van India. Eén roepie is honderd paise.
De volgende munten worden gebruikt: 50 paise en 1, 2 en 5 roepie. Het papiergeld is beschikbaar in 1, 2, 5, 10, 20, 50, 100, 500, 1000 en 2000 roepie. 1 Indiase roepie is gelijk aan 0,011 Euro. 1 Euro is dus 91 roepie.
Slide 1 - Diapositive
What are we going to do today?
What have you learned last lesson?
Today's goal
Grammar
Reading
Individual work
Slide 2 - Diapositive
Write down an English sentence with some or any:
Slide 3 - Question ouverte
Today's goal
Today's goal is to know when and how to use 'used to'.
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Grammar - 'Used to'
Slide 6 - Diapositive
Grammar - 'used to'
Gebruik: Je gebruikt 'used to' om te verwijzen naar dingen die eerst zo waren, maar nu niet meer. In het Nederlands zeg je dan vaak ‘Vroeger…’.
Hoe:used to + hele werkwoord (zonder to)
Slide 7 - Diapositive
Grammar - used to
+ My grandfather used towork ten-hour shifts in the factory.
Bij vragende en ontkennende zinnen haal je 'did' erbij en haal je de -d bij 'used to' weg:
? Did your father use towear a uniform at the factory?
- There didn't use tobe a factory here.
Slide 8 - Diapositive
Do you know people who used to do something?
1. I used to .........
2. My father used to.....
3. My neighbours used to ......
4. Our football team used to ....
Slide 9 - Diapositive
Vul in, gebruik 'used to' + het ww: (+) My dad ................ (to cycle) to work every day.
Slide 10 - Question ouverte
Vul in, gebruik 'used to' + het ww: (-) I ................ (to like) sprouts when I was a kid.
Slide 11 - Question ouverte
Vul in, gebruik 'used to' + het ww: (?) ............ your mum ............. (to play) in a band when she was young?