1hv - Frans herhaling chap 5

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Wat is de passé composé?

Wat is de passé composé?

1. toekomende tijd
2. tegenwoordige tijd
3. verleden tijd

Le passé-composé

Wat is de passé composé?

1. o.t.t ( bijv. ik eet)
2. v.t.t ( bijv. ik heb gegeten)
3. o.v.t ( bijv. ik at)
4. o.t.t.t ( ik zal eten)

Welke zin is in de Passé Composé?

1. J'ai parlé
2. Je parlais
3. Je parlerai
4. Je parlerais

Passé Composé

J' ... (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. ont

Il ... (avoir)

1. a
2. as
3. ai
4. ont

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)

1. ai
2. ont
3. avez
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
Vous ________ (avoir)

1. avez
2. as
3. ont
4. avons

elles (avoir)

1. avons
2. sont
3. ont
4. avez

nous (avoir)

1. sommes
2. allons
3. avez
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
Elle ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Sophie et Julie (avoir)

1. a
2. ai
3. avez
4. ont

Sophie (avoir)

1. a
2. ai
3. avez
4. ont

zet in de juiste vorm van de passé composé : Vous (regarder)

zet in de passé composé
nous (manger)

zet in de passé composé
on (danser)

zet in de passé composé
Mes parents (donner)

	Man. enk	man. meerv	vrouw. enk	vrouw. meerv
regel.
klein
rood
grijs

-

-s

-es

petit

-e

petite

petits

petites

rouge

gris

grise

gris

grises

rouge

rouges

rouges

-

Het bijvoeglijke naamwoord

	Man. enk	man. meerv	vrouw. enk	vrouw. meerv
regel.	-	-s	-e	-es
klein	petit	petits	petite	petites
rood	rouge	rouges	rouge	rouges
grijs	gris	gris	grise	grises

comment

combien

où

pourquoi

quand

qu'est-ce que

qui

waarom

hoeveel

wie

wat

hoe

waar

wanneer

Het werkwoord 'aller' (gaan)
schrijf het rijtje van 'aller'

Wat is de futur proche?

1. Tegenwoordige tijd
2. Nabije toekomst
3. Verleden tijd
4. Voltooid tegenwoordige tijd

Futur proche in NL =

1. gaan + heel werkwoord
2. hebben + heel werkwoord
3. zijn + heel werkwoord
4. gaan

le futur proche (nabije toekomst)

je	manger	je vais mang er
tu	regarder	tu vas regard er
elle	chanter	elle va chant er
nous	danser	nous allons dans er
vous	jouer	vous allez jou er
elles	nager	elles vont nag er

Fin du cours

Succes met leren voor de toets!

Au revoir!