Voltooid deelwoord van sterke werkwoorden

Het voltooid deelwoord
(Kapitel 4, Grammatik C)
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Het voltooid deelwoord
(Kapitel 4, Grammatik C)

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive



Lesdoelen
Je kent de theorie van het voltooid deelwoord en kunt deze regels toepassen.






Wat heb je nodig?
Meedoen in LessonUp met je werkboek blz. 29-30 ernaast


Slide 3 - Diapositive

Noem een voltooid deelwoord in het Nederlands.

Slide 4 - Carte mentale

Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets al is gebeurd.

'voltooid' betekent namelijk 'al gedaan/al gebeurd'
Het voltooid deelwoord staat nooit alleen, maar heeft hulp nodig van een ander werkwoord. dat zijn de werkwoorden
"haben" en "sein". 

Slide 5 - Diapositive

Herhaling: Het voltooid deelwoord van een zwak werkwoord

Het voltooid deelwoord van een zwak werkwoord heeft maar één vorm, je hoeft dus geen rijtjes te kennen.
Je moet maar een ding weten:
een voltooid deelwoord maak je door de stam van het werkwoord te nemen en er iets voor en achter te zetten.

Slide 6 - Diapositive

Het voltooid deelwoord van een zwak ww, de regel is:

GE + STAM +(E)T

Slide 7 - Diapositive

Het voltooid deelwoord
wohnen

stam: wohn

gewohnt
ik heb in Rotterdam gewoond - ich habe in Rotterdam gewohnt

Slide 8 - Diapositive

Let op! *uitzonderingen*
*-ieren. Eindigt een werkwoord op -ieren? geen GE- ervoor
             > trainieren: Ich habe gestern trainiert.
*ge- be- ver- . Begint een ww met ge- be- ver-? geen GE- ervoor
             > bezahlen: Ich habe das Essen bezahlt 
* Eindigt een stam op een -d of een -t? Dan voeg je +et toe in plaats van +t.
                       >reden:  Er hat geredet, > arbeiten: Er hat gearbeitet.

Slide 9 - Diapositive

Nieuw: volt. deelwoord van STERKE WERKWOORDEN

Slide 10 - Diapositive

Nieuw: Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden
Het gaat eigenlijk precies hetzelfde als in het Nederlands.

Alle voltooide deelwoorden die in het Nederlands eindigen op en, eindigen in het Duits ook op en.

Deze voltooide deelwoorden veranderen wel soms ook van stamklank.  (springen - gesprungen)

Slide 11 - Diapositive

Het voltooid deelwoord, basisregel voor sterke ww:

ge+ stam + en
Voorbeeld: laufen - gelaufen


Leer de 7 werkwoorden met de basisregel, zie blz. 30!

Slide 12 - Diapositive

Afwijkend van de basisregel: gewoon uit je hoofd leren!

essen - gegessen
beginnen - begonnen
nehmen - genommen
Onthoud: volt. dw. van alle sterke ww eindigen op -en!!
Leer de 9 werkwoorden die afwijken van de basisregel, zie blz. 30!

Slide 13 - Diapositive

Leer de voltooid deelwoorden!
Op blz. 30 staan de sterke voltooid deelwoorden die je voor de repetitie moet leren
Doe dit b.v. met kaartjes: schrijf het hele ww op een kant en op de andere kant het voltooid deelwoord.
Leer ook de hulpwerkwoorden
haben + sein , deze heb je nodig om een zin in de voltooide tijd te maken.

Slide 14 - Diapositive

haben
ich habe
du hast
er, sie, es hat
wir haben
ihr habt
sie (mv) , Sie haben
voltooid deelwoord: Er hat Ferien gehabt. 

Slide 15 - Diapositive

sein
ich bin
du bist
er, sie, es ist
wir sind
ihr seid
sie (mv), Sie sind
voltooid deelwoord: Ich bin in Leipzig gewesen

Slide 16 - Diapositive

Is het werkwoord "kochen" zwak of sterk?
Proef: zet het in de echte verleden tijd..
A
zwak
B
sterk

Slide 17 - Quiz

Schrijf het voltooid deelwoord van "kochen" op. Let op: het is een zwak werkwoord.

Slide 18 - Question ouverte

Is het werkwoord "schlafen" zwak of sterk?
Proef: zet het in de echte verleden tijd...
A
zwak
B
sterk

Slide 19 - Quiz

Schrijf het voltooid deelwoord van "schlafen" op. Let op: dit is een sterk werkwoord.

Slide 20 - Question ouverte

Wat is GEEN voltooid deelwoord?
A
gefunden
B
hören
C
beschrieben
D
gelesen

Slide 21 - Quiz

Welke woorden zijn voltooide deelwoorden?

A
Freiheit
B
gebadet
C
geschrieben
D
heiß

Slide 22 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van "sein"?
A
bin
B
seid
C
gewesen
D
ist

Slide 23 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van "haben"?
A
gehat
B
gehabt
C
hatte
D
gehaben

Slide 24 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van 'essen'?
A
geessen
B
gegessen
C
geesst
D

Slide 25 - Quiz

Het voltooid deelwoord van "sehen" is...
A
gesehet
B
sah
C
gesehen
D
geseht

Slide 26 - Quiz

Het voltooid deelwoord van "vergessen" is...
A
gevergesst
B
vergessen
C
gevergessen
D
vergesst

Slide 27 - Quiz

Voltooid deelwoord van "lesen":
A
gelest
B
geleest
C
gelesen
D
gelezen

Slide 28 - Quiz

Voltooid deelwoord van "gratulieren":
A
gegratuliert
B
vergratuliert
C
gratuliert
D
gegratulieren

Slide 29 - Quiz

Voltooid deelwoord van "springen":
A
gespringen
B
gespringt
C
gesprongen
D
gesprungen

Slide 30 - Quiz

Wat is de vertaling van:
" Ik ben gegaan"
A
Ich bin gegeht.
B
Ich habe gegangen.
C
Ich bin gegangen.
D
Er ist gegangen.

Slide 31 - Quiz

Wat is de vertaling van:
"Hij heeft gelezen"
A
Er hat gelesen.
B
Sie hat gelesen.
C
Ich bin gelesen.
D
Wir haben gelesen.

Slide 32 - Quiz

Wat is de vertaling van:
"Ik ben gesprongen"
A
Ich habe gespringt.
B
Ich habe gesprungen.
C
Ich bin gesprungen.
D
Ich bin gespringt.

Slide 33 - Quiz

Wat is de vertaling van:
"Zij heeft gewassen".
A
Sie hat gewaschen.
B
Sie hat gewascht.
C
Sie ist gewaschen.
D
Sie haben gewaschen.

Slide 34 - Quiz