Articles & imperatives 26 March

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Articles

In het Nederlands gebruiken we de lidwoorden een, de & het.

De Engelse taal heeft twee woorden voor een, namelijk a en an. 

We gebruiken a wanneer een woord in de uitspraak begint met een medeklinker.

• A broken leg
• A one-day trip
• A bruise
• A uniform

Articles

In het Nederlands gebruiken we de lidwoorden een, de & het.

De Engelse taal heeft twee woorden voor een, namelijk a en an. 

We gebruiken an wanneer een woord in de uitspraak begint met een klinker.

• An arm
  
• An x-ray
  
• An infection
  
• An hour
  

Articles

In het Nederlands gebruiken we de lidwoorden een, de & het.

De Engelse taal heeft één woord voor de en het, namelijk the

Hier gaat het over een specifieke ding.

• The flu
  
• The clock
  
• The uniform
• The boat
  

I bought ... new TV set yesterday.

1. the
2. a
3. an

I think ... man over there is very ill. He can't stand on his feet.

1. the
2. a
3. an

She was wearing ... ugly dress when she met him.

1. the
2. a
3. an

She is ... nice girl.

1. the
2. a
3. an

He is ... engineer.

1. the
2. a
3. an

Imperative

We gebruiken de imperative (gebiedende wijs) om tegen één of meerdere personen te zeggen dat ze iets moeten doen.

We gebruiken hiervoor de infinitive (volledig werkwoord), maar laten de to weg.

Voorbeeld:

• Clean your room
• Look around you
• Turn left

Imperative

Als we willen zeggen dat één of meerdere personen juist iets niet moet doen, zetten we don't aan het begin van de zin (voor het werkwoord!)

Voorbeeld:

• Clean your room -> Don't clean your room
• Look around you -> Don't look around you
• Turn left -> Don't turn left

Voorbeeld

______________  your hands. (to wash)

Wat is de infinitief van "to wash"?  wash 

Antwoord: Wash your hands.

Voorbeeld

_______________ to school! (NOT - to go)

Wat is de infinitief van "to go"? go

Wat doe je met "not"? Je zet "Don't" daarvoor! 

ANTWOORD: Don't go to school! 

Zet de volgende zin in de gebiedende wijs:

... upstairs (to go)

Zet de volgende zin in de gebiedende wijs:

... in the lake (not/to swim)

Zet de volgende zin in de gebiedende wijs:

... your homework (to do)

Zet de volgende zin in de gebiedende wijs:

... football in the yard (not/to play)

Zet de volgende zin in de gebiedende wijs:

... your teeth (to brush)

Zet de volgende zin in de gebiedende wijs:

... during the lesson (not/to talk)

Zet de volgende zin in de gebiedende wijs:

... the animals in the zoo (not/to feed)

Zet de volgende zin in de gebiedende wijs:

... the instructions (to read)

Zet de volgende zin in de gebiedende wijs:

... late for school (not/to be)

Zet de volgende zin in de gebiedende wijs:

... your mobiles (to switch off)

HOMEWORK

Read the theory on p. 27 & 28 of your WB and do the exercises in  Stepping Stones online.

• Ex. 28 & 31