Les 1 Genotype + fenotype

Lesdoel


Verschil weten tussen genotype en fenotype.

Chromosomen, genen en eiwitten

Variatie in genotypen

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Lesdoel


Verschil weten tussen genotype en fenotype.

Chromosomen, genen en eiwitten

Variatie in genotypen

Slide 1 - Diapositive

Erfelijkheid

Slide 2 - Carte mentale

Erfelijke eigenschappen (DNA) liggen in chromosomen

Slide 3 - Diapositive

Celkern
  • In de celkern ligt de informatie voor erfelijke eigenschappen.
  • Die informatie ligt in de chromosomen (genotype)
  • Chromosomen bestaat uit DNA
  • lichaamscel heeft 23 paar chromosomen

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 6 - Quiz

Genen
gedeelte van het chromosoom dat staat voor een erfelijke eigenschap.

Je hebt altijd 2 genen van een eigenschap, 1 van je vader en 1 van je moeder.

Slide 7 - Diapositive

Eigenschappen erf je (genotype)

Slide 8 - Diapositive

Hoe ontstaat het genotype?

  • Zaadcel met 23 chromosomen van vader + met eicel met 23 chromosomen = bevruchte eicel. 
  • Genotype staat vast
  • gewone celdeling...... elke cel zelfde genotype

Slide 9 - Diapositive

Ontstaat het fenotype door het genotype?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

genotype
fenotype

Slide 11 - Diapositive

Variatie in genotypen
Wat is waar?
A
Ontstaan door verandering in het fenotype
B
Ontstaan in de nakomelingen door geslachtelijke voortplanting

Slide 12 - Quiz

Hoe ontstaat het fenotype?
  • Alle informatie uit het genotype+ invloeden uit het milieu
  • Je kan je fenotype veranderen, je genotype ....

Slide 13 - Diapositive

Fenotype
-Je fenotype komt tot stand door je genotype en de invloeden vanuit het milieu.

Slide 14 - Diapositive


Ezelsbruggetje:

GENotype

Fenotype = verF

Slide 15 - Diapositive

Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 16 - Quiz

Welk van onderstaande eigenschap heeft te maken met het fenotype?
A
Blond geverfd haar
B
Kort geknipt haar
C
Rossig haar
D
Zowel A, B als C

Slide 17 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 18 - Quiz

Welke van de twee kan je in je leven veranderen?
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 19 - Quiz

Lesdoel bereikt?

Basisstof 1:

Verschil weten tussen genotype en fenotype.

Slide 20 - Diapositive

Zijn er nog dingen waar je extra uitleg over wilt, vragen, opmerkingen?

Slide 21 - Carte mentale

Slide 22 - Vidéo


Wat is waar?
A
één-eiïge tweeling hetzelfde genotype
B
een eiïge tweeling verschillend genotype
C
twee-eiïge tweeling hetzelfde genotype
D
twee-eiïge tweeling verschillend genotype

Slide 23 - Quiz


Een tweeling.
Wat is waar?
A
één-eiïge tweeling hetzelfde genotype
B
een eiïge tweeling verschillend genotype
C
twee-eiïge tweeling hetzelfde genotype
D
twee-eiïge tweeling verschillend genotype

Slide 24 - Quiz

He haar van deze baby is:
A
genotype
B
fenotype

Slide 25 - Quiz