Herhaling theorie voor pw p 3 en 4 lezen

Wat gaan we doen?
- Theorie leren / vragen stellen over de theorie
- Quiz
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat gaan we doen?
- Theorie leren / vragen stellen over de theorie
- Quiz

Slide 1 - Diapositive

Een afbeelding kan...
A
een stukje tekst vervangen.
B
een tekst onduidelijker maken.

Slide 2 - Quiz

Een afbeelding kan...
A
een tekst niet leuker maken.
B
een tekst duidelijker maken.

Slide 3 - Quiz

Een signaalwoord bij het tekstverband oorzaak-gevolg is:
A
daardoor
B
omdat
C
tenslotte
D
kortom

Slide 4 - Quiz

Een signaalwoord bij het tekstverband oorzaak-gevolg is...
A
Samenvattend
B
Tenslotte
C
doordat

Slide 5 - Quiz

Een signaalwoord bij het tekstverband oorzaak-gevolg is...
A
ik vind
B
door
C
vandaar
D
hierom

Slide 6 - Quiz

Een signaalwoord bij het tekstverband oorzaak-gevolg is...
A
Zodat
B
Want
C
Vandaar
D
Als gevolg daarvan

Slide 7 - Quiz

Een kenmerk van een achtergrondartikel is...
A
Het is langer dan een nieuwsbericht.
B
Het is korter dan een nieuwsbericht.
C
Het heeft geen titel.
D
Het staat niet in de krant.

Slide 8 - Quiz

Het tekstdoel van een achtergrondartikel is...
A
Amuseren of activeren
B
Informeren of overtuigen

Slide 9 - Quiz

Een kenmerk van een achtergrondartikel is...
A
Het staat in tijdschriften.
B
Het is vaak grappig.
C
Het gaat dieper in op een onderwerp.

Slide 10 - Quiz

Om de betrouwbaarheid van een tekst te controleren, bekijk je de bron.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Om te betrouwbaarheid van een tekst te controleren, kijk je naar de bedoeling van de schrijver.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Om de betrouwbaarheid van een tekst te controleren, zoek je informatie op.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Om de betrouwbaarheid van een tekst te controleren, bekijk je de datum.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Een kenmerk van een interview is dat de interviewer de vragen beantwoordt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Iemand die vragen beantwoordt bij een interview, noem je de geïnterviewde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Doordat het hard regende, kon ik niet naar buiten. Doordat het hard regende is...
A
Het gevolg
B
De oorzaak

Slide 17 - Quiz

Het was heel warm, doordat de ramen openstonden. Doordat de ramen openstonden is...
A
De oorzaak
B
Het gevolg

Slide 18 - Quiz

De hond kon niet naar buiten, daardoor poepte hij in de woonkamer. Daardoor poepte hij in de woonkamer is...
A
De oorzaak
B
Het gevolg

Slide 19 - Quiz

De vraag: 'Wat vind je van die jurk?' is een...
A
Gesloten vraag
B
Doorvraag
C
Open vraag

Slide 20 - Quiz

De vraag: 'Hoe oud ben jij?' is een...
A
Doorvraag
B
Gesloten vraag
C
Open vraag

Slide 21 - Quiz

De vraag: 'Maar wat maakt die school dan zo leuk?'
A
Open vraag
B
Doorvraag
C
Gesloten vraag

Slide 22 - Quiz

Een voorbeeld van een open vraag is...
A
Hoe vaak ben jij zelf gaan zwemmen?
B
Denk je nooit: ik ben er klaar mee?
C
A en B zijn geen voorbeelden van een open vraag.

Slide 23 - Quiz

Een voorbeeld van een gesloten vraag is...
A
Wat houdt dat eigenlijk in?
B
Is dat echt weleens gevaarlijk geweest?

Slide 24 - Quiz

Leer heel goed:
De tekstverbanden: oorzaak-gevolg, reden, argument, conclusie, opsomming, voorbeeld en tegenstelling.
Het onderwerp
De hoofdgedachte
Het deelonderwerp
De deelhoofgedachte
De functies van een afbeelding (woord en beeld)

Slide 25 - Diapositive