AFP HIV en AIDS

• afp
• MBO
• Studiejaar 1

Welke infectieziekten heb jij al eens gehad?

Infecties worden veroorzaakt door micro-organismen

We onderscheiden vier groepen micro-organismen:

1. Virussen

2. Schimmels en gisten

3. Bacteriën

4. Wormen

Alle micro-organismen zijn ziekteverwekkend

1. Juist
2. Onjuist

A-pathogeen

Opportuun

pathogeen

Pathogeen

Ziekteverwekkers

a-pathogeen: deze micro-organismen zijn niet-ziekteverwekkend. 

opportuun pathogeen: deze micro-organismen zijn alleen ziekmakend als ze daarvoor de kans krijgen.

pathogeen (ziekteverwekkend): pathogene ziekteverwekkers maken mensen ziek.

Besmetting heeft altijd infectie tot gevolg

1. Juist
2. Onjuist

Van besmetting naar              

Besmetting

Kolonisatie

Infectie

Besmetting

Micro-organismen veroveren een plaatsje. Zijn dan geen passanten meer.

Kolonisatie 

Micro-organismen staan hun plaats namelijk niet zomaar af aan nieuwkomers en bieden weerstand. Dit heet kolonisatieresistentie. Als je micro-organismen in je lichaam, die een rol spelen bij deze kolonisatieresistentie, doodt door onverstandig gebruik van antibiotica of desinfecterende middelen, neemt deze weerstand af en vergroot je het risico op kolonisatie van pathogene micro-organismen.

Infectie

Als je door opportuun pathogene of pathogene micro-organismen bent besmet en gekoloniseerd, hoeft er nog niets ernstigs aan de hand te zijn. Voor een infectie ontstaat, moeten de aanvallende micro-organismen eerst het lichaam binnendringen. Je komt pas echt in de problemen, wanneer de micro-organismen in groten getale door de huid of slijmvliesbarrière heen breken. 

(In)directe overdracht vanaf besmettingsbronnen

Incubatietijd

De incubatietijd

De incubatietijd is de tijd tussen de besmetting en het ontstaan van klachten.

Porte d'entree

De porte d'entrée 

De porte d'entrée is de plaats waar een ziekmakend micro-organisme, pathogeen, het lichaam binnendringt. 

Antibiotica werkt tegen alle micro-organismen

1. Juist
2. Onjuist

Iedereen heeft even veel kans om ziek te worden

1. Waar
2. Niet waar

Vloeren in het ziekenhuis of verpleeg/verzorgingshuis maak je liever .... schoon

1. Droog
2. Nat

Welke maatregelen tref jij vanuit infectiepreventie?

Met HIV en AIDS bedoelen we hetzelfde

1. Juist
2. Onjuist

Hoeveel mensen in NL hebben HIV?

1. 3000
2. 80000
3. 750
4. 25000

Je kan HIV/AIDS krijgen door te zoenen.

1. Waar
2. Niet waar

Druppelinfectie

Direct contact

Kruisinfectie

Influenza

HIV

Koortslip

AIDS kan HIV worden

1. Waar
2. Niet waar

Kun je genezen van HIV/AIDS?

1. Ja
2. Nee

Ik kan het verschil uitleggen tussen HIV en AIDS

Ja

Nee

Opdracht: Zorg op maat

1. Welke behandeling is er voor HIV en AIDS?

2. Maak een folder voor collega's met richtlijnen van het verzorgen van een aids patiënt. Denk hierbij aan specifieke aandachtspunten voor de verzorgende en leefstijladviezen.