2021 2VM H5.2 Wat wordt de prijs

H5.2 Wat wordt de prijs
Leerdoelen:
  • Je weet wat de inkoopprijs is.
  • Je weet wat brutowinstopslag is.
  • Je kunt de verkoopprijs berekenen.
  • Je weet wat afzet en omzet is en je kunt de omzet berekenen.
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H5.2 Wat wordt de prijs
Leerdoelen:
  • Je weet wat de inkoopprijs is.
  • Je weet wat brutowinstopslag is.
  • Je kunt de verkoopprijs berekenen.
  • Je weet wat afzet en omzet is en je kunt de omzet berekenen.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Inkopen
Voordat je goederen kunt verkopen, moet je ze eerst zelf inkopen.

Dit gebeurt meestal bij een groothandel.
De prijs die jij als winkelier voor de producten betaald, is de inkoopprijs

Slide 3 - Diapositive

Brutowinstopslag
Stel je voor:
Je hebt een eigen meubelzaak. Je koopt een eettafel in voor €800.
Omdat je geld wil verdienen aan de spullen die je verkoopt, bied je de eettafel in jouw winkel te koop aan voor €1.500.

Het bedrag dat jij bij de inkoopprijs optelt zodat je de tafel voor meer geld verkoopt, noem je de brutowinstopslag.
Meestal noteren we de brutowinstopslag als een percentage van de inkoopprijs.

Slide 4 - Diapositive

inkoop
verkoop

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Omzet = brutowinst - inkoopwaarde
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Ik verkoop 350 broodjes hamburger voor €4,50 per stuk. Wat is mijn omzet?
A
4,50
B
1575
C
350
D
Kun je niet weten

Slide 10 - Quiz

Ik verkoop 350 broodjes hamburger voor €4,50 per stuk. Wat is mijn afzet?
A
4,50
B
1575
C
350
D
Kun je niet weten

Slide 11 - Quiz

Stel je hebt een eigen winkel en je koopt goederen in om te verkopen. De prijs daarvoor heet....
A
Verkoopprijs
B
Inkoopprijs
C
Brutowinstopslag
D
Omzet

Slide 12 - Quiz

De winkelier probeert de producten zo ........(vul in)mogelijk in te kopen
A
Duur
B
Goedkoop

Slide 13 - Quiz

Een scooter kost € 2.000 inkoop. De verkoopprijs wordt € 2.750. Het bedrag waarmee de inkoopprijs hoger wordt heet....
A
Verkoopprijs
B
Inkoopprijs
C
Brutwowinstopslag

Slide 14 - Quiz

Een scooter kost € 2.000 inkoop. De verkoopprijs wordt € 2.750. Hoeveel procent is de inkoopprijs verhoogt?
A
37,5%
B
27,3%
C
72,7%
D
3,75%

Slide 15 - Quiz

1:
2:
3:
+
————————
Nu een andere opstelling
Inkoopprijs
Brutowinstmarge
Verkoopprijs

Slide 16 - Question de remorquage

1:
2:
3:
+
=
Inkoopprijs
Brutowinstmarge
Verkoopprijs

Slide 17 - Question de remorquage

Majid bestelt bij de groothandel een bank die hij in zijn eigen meubelzaak gaat verkopen. De inkoopprijs is € 570. Majid berekent een brutowinstopslag van 45% van de inkoopprijs. Wat wordt de verkoopprijs
A
€ 835,50
B
256,50
C
€ 570
D
€ 313,50

Slide 18 - Quiz

Majid bestelt bij de groothandel een bank die hij in zijn eigen meubelzaak gaat verkopen. De inkoopprijs is € 570. Majid berekent een brutowinstopslag van 45% van de inkoopprijs
A
€ 265,50
B
€ 313,50
C
€ 331,50
D
€ 256,50

Slide 19 - Quiz

Vandaag verkoop je 280 broodjes voor € 3,75 per broodje.
Wat is de afzet?
A
280
B
€ 3,75
C
€ 1.050

Slide 20 - Quiz

Vandaag verkoop je 280 broodjes voor € 3,75 per broodje.
Wat is de omzet?
A
280
B
€ 3,75
C
€ 1.050

Slide 21 - Quiz

1:
2:
3:
X
=
Verkoopprijs
Afzet
Omzet

Slide 22 - Question de remorquage