Cette leçon contient 55 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Welkom in de les
Vandaag:
terugblik
lesdoelen §2.2
instructie §2.2
maken opgave uit het boek
afsluiten les
§2.2 - Spiegels
Slide 1 - Diapositive
Vragen §2.1
Slide 2 - Diapositive
Terugblik §2.1
Slide 3 - Diapositive
Opgave 5
Slide 4 - Diapositive
Opgave 8
Slide 5 - Diapositive
Opgave 12
Slide 6 - Diapositive
Opgave 12
Slide 7 - Diapositive
Je leert ...
het verschil uitleggen tussen spiegelende- en diffuse weerkaatsing;
tekenen waar een spiegelbeeld zich bevindt;
uitleggen waarom een spiegelbeeld ontstaat en waarom het virtueel is;
de spiegelwet toepassen om een teruggekaatste lichtstraal te tekenen.
Slide 8 - Diapositive
Spiegels
Slide 9 - Diapositive
Spiegels
Een voorwerp kaatst het licht (zonlicht) terug.
Dit licht komt in je ogen. Je ziet het voorwerp.
Een reflector kaatst het licht extra goed terug.
Het weerkaatsen van licht noem je reflectie.
Slide 10 - Diapositive
Weerkaatsing
Diffuse reflectie:
Bij diffuse weerkaatsing
wordt het licht in alle
richtingen gereflecteerd.
Slide 11 - Diapositive
Weerkaatsing
Spiegelende reflectie:
Bij spiegelende weerkaatsing
wordt het licht in één richting
gereflecteerd.
Slide 12 - Diapositive
Hoe noem je deze soort terugkaatsing
A
Spiegelende terugkaatsing
B
Diffuse terugkaatsing
C
Hoek van inval = hoek van uitval
D
Hoek van inval = hoek van terugkaatsing
Slide 13 - Quiz
In de afbeelding zie je een voorbeeld van....
A
Diffuse terugkaatsing
B
Spiegelende terugkaatsing
C
absorptie
D
diffuse en spiegelende terugkaatsing
Slide 14 - Quiz
Op de afbeelding hiernaast is er sprake van
A
spiegelende terugkaatsing
B
diffuse terugkaatsing
C
heldere terugkaatsing
D
geen terugkaatsing
Slide 15 - Quiz
Een lamp is op een witte muur gericht. De ruwe muur weerkaatst het licht. Er is hier sprake van ...
A
Absorptie
B
Spiegeling
C
Spiegelende terugkaatsing
D
Diffuse terugkaatsing
Slide 16 - Quiz
Hoe noem je deze soort terugkaatsing?
A
Spiegelende terugkaatsing
B
Diffuse terugkaatsing
C
indirecte terugkaatsing
D
natuurlijke terugkaatsing
Slide 17 - Quiz
Spiegelbeeld
Een virtueel beeld is een beeld dat je 'wel' kunt zien, maar dat er niet echt is.
Het beeld ziet er net zo uit als
het voorwerp.
- het heeft dezelfde vorm.
- het is even groot.
- het beeld staat net zo ver achter de
spiegel als het voorwerp ervoor.
Slide 18 - Diapositive
Spiegelbeeld
De afstand van het voorwerp tot aan de
spiegel noemen we voorwerpsafstand (v)
De afstand van de spiegel tot aan het
beeld noemen we beeldafstand (b)
v
b
Slide 19 - Diapositive
Spiegelbeeld
Het beeld in de spiegel staat net zo ver
achter de spiegel als ervoor.
v = b
v
b
Slide 20 - Diapositive
Spiegelbeeld
Een spiegelbeeld noem je ook wel
een virtueel beeld.
Met behulp van het virtuele beeld
kun je de teruggekaatste
lichtbundel tekenen.
Slide 21 - Diapositive
Spiegelbeeld
Achter de spiegel lijkt er zich een beeld te bevinden.
(B1-B2).
Vanuit de punten L1 en L2 valt er
licht op de spiegel.
De spiegel kaatst dit licht terug.
Daardoor lijkt het licht uit de
punten B1 en B2 achter de spiegel
te komen.
Slide 22 - Diapositive
Spiegelbeeld
Teken het spiegelbeeld van de driehoek ABC
Slide 23 - Diapositive
Spiegelbeeld
Leg de loodlijn van je geodriehoek op lijn s zoals hiernaast.
Het spiegelbeeld A’ ligt even ver van
de spiegel-as als A.
Teken het spiegelbeeld van A.
Slide 24 - Diapositive
Spiegelbeeld
Teken op dezelfde manier de punten B’ en C’.
Teken het spiegelbeeld ∆A’B’C’.
Je hoeft de hulplijnen niet uit te gummen.
Slide 25 - Diapositive
De Spiegelwet
Het tekenen van spiegelende terugkaatsing met behulp van de spiegelwet.
De hoek van inval (i) is de hoek tussen de invallende lichtstraal en de normaal
Slide 26 - Diapositive
De Spiegelwet
De normaal is een hulplijn loodrecht op de spiegel.
Slide 27 - Diapositive
De Spiegelwet
De hoek van terugkaatsing(t) is de hoek tussen de teruggekaatste lichtstraal en de normaal.
Slide 28 - Diapositive
De Spiegelwet
De spiegelwet: De hoek van inval is gelijk aan de hoek van terugkaatsing. i = t
Slide 29 - Diapositive
Benoem de cijfers
A
1 = normaal
2 = hoek van inval
3 = hoek van terugkaatsing
B
1 = hoek van terugkaatsing
2 = hoek van inval
3 = normaal
C
1 = hoek van inval
2 = normaal
3 = hoek van terugkaatsing
D
1 = hoek van terugkaatsing
2 = normaal
3 = hoek van inval
Slide 30 - Quiz
De Spiegelwet
Leg je geodriehoek loodrecht
op de spiegel.
Slide 31 - Diapositive
De Spiegelwet
Teken de normaal loodrecht op de
spiegel
Slide 32 - Diapositive
De Spiegelwet
meet de hoek van inval (i).
(i = 25 graden)
Slide 33 - Diapositive
De Spiegelwet
teken de hoek van terugkaatsing
(t) af.
(t= 25 graden)
Slide 34 - Diapositive
De Spiegelwet
Teken de teruggekaatste lichtstraal.
Slide 35 - Diapositive
Pak je agenda!
Noteer in het blauwe gedeelte voor de volgende les
Lezen §2.2 uit je boek
Maak de opgaven: zie huiswerkplanner in Classroom
kies uit
- route groen
- route blauw
- route paars
Slide 36 - Diapositive
Aan de slag!
Lezen §2.2 uit je boek
Maak de opgaven:
zie huiswerkplanner in Classroom
kies uit
- route groen
- route blauw
- route paars
Zs
Slide 37 - Diapositive
Aan de slag!
Lezen §2.2 uit je boek
Maak de opgaven:
zie huiswerkplanner in Classroom
kies uit
- route groen
- route blauw
- route paars
Zf
Slide 38 - Diapositive
Wat weten we al?
Slide 39 - Diapositive
Wat is het juiste spiegelbeeld?
A
B
C
Slide 40 - Quiz
De jongen ziet het spiegelbeeld van de kaars in de spiegel. Kruis de juiste bewering aan over de punt van de vlam en zijn spiegelbeeld.
A
de punt van de vlam ligt iets dichter bij de spiegel dan het spiegel beeld van de punt van de vlam
B
de punt van de vlam ligt even ver van de spiegel als het spiegel beeld van de punt van de vlam
C
de punt van de vlam ligt iets verder weg van de spiegel dan het spiegel beeld van de punt van de vlam
Slide 41 - Quiz
Klaas staat voor de spiegel zichzelf nauwkeurig te bekijken. Hij kan zichzelf in de spiegel maar voor de helft zien. Daarom doet hij een stap achteruit zodat hij twee keer zo ver van de spiegel staat. Wat ziet Klaas dan in de spiegel?
A
Hij ziet zichzelf volledig maar twee keer zo klein.
B
Hij ziet nog steeds de helft maar twee keer zo klein.
C
Hij ziet zichzelf volledig maar vier keer zo klein.
D
Er is niets verandert aan zijn spiegelbeeld.
Slide 42 - Quiz
De hoek van inval is 70 graden, dan is de hoek van terugkaatsing ..... graden
A
35 graden
B
70 graden
C
140 graden
D
Dat kun je niet zeggen je hebt de normaal niet
Slide 43 - Quiz
Hoe heet een spiegelbeeld?
A
Weerspiegeling
B
Weerkaatsing
C
Asbeeld
D
Virtueel beeld
Slide 44 - Quiz
Waar is het spiegelbeeld?
A
Onder het water
B
Op het water
C
Boven het water
Slide 45 - Quiz
Wat weet je van de afstand tussen het spiegelbeeld en de spiegel en het afstand tussen het voorwerp en de spiegel?
A
Van spiegelbeeld is groter
B
Van voorwerp is groter
C
Even groot
Slide 46 - Quiz
Op welke foto ligt de geodriehoek goed om een spiegelbeeld te maken van de vierhoek?
A
foto 1
B
foto 2
C
foto 3
D
geen foto
Slide 47 - Quiz
hoe luidt de spiegelwet?
A
"Letters die je in een spiegelbeeld ziet zijn omgekeerd"
B
"Hoek van inval is gelijk aan hoek van terugkaatsing"
C
"Bolle spiegels zijn groter dan holle spiegels"
D
"Een spiegel is altijd vlak"
Slide 48 - Quiz
Bij terugkaatsing van een lichtstraal op een spiegel, moet je de hoek van inval en de hoek van terugkaatsing kennen. Welke hoek in figuur 1 is de hoek van terugkaatsing?
A
hoek 1
B
hoek 2
C
hoek 3
D
hoek 4
Slide 49 - Quiz
Om een teruggekaatste lichtstraal goed te tekenen, moet je de normaal kennen. Wat is de normaal bij een vlakke spiegel? De normaal is de lijn ....
A
die loodrecht op de invallende lichtstraal staat.
B
die loodrecht op de spiegel staat.
C
van je oog naar het spiegelbeeld.
D
van je oog naar het voorwerp.
Slide 50 - Quiz
Hoe luidt de spiegelwet dus?
A
i = u
B
u = t
C
i = t
D
t = u
Slide 51 - Quiz
Wordt in de figuur hiernaast gebruik gemaakt van het spiegelbeeld of de spiegelwet?
A
De spiegelwet
B
Het spiegelbeeld
C
Weet ik niet
Slide 52 - Quiz
Hoe noemen we de rode lijn op de afbeelding hiernaast .
A
loodlijn
B
rode lijn
C
normaal
D
abnormaal
Slide 53 - Quiz
Je kunt nu
het verschil beschrijven tussen spiegelende en diffuse weerkaatsing;
tekenen waar een spiegelbeeld zich bevindt;
uitleggen waarom een spiegelbeeld ontstaat en waarom het virtueel is;
de spiegelwet toepassen om een teruggekaatste lichtstraal te tekenen;