Les 2 16-11 1D

Le ________________________
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Le ________________________

Slide 1 - Diapositive

Plan du cours
1. Les buts du cours
2. Herhaling Grammaire II
3. Prononciation apprendre 7
4. Parler: 17 page 93 + 22 page 94
5a. Apprendre 7 oefenen + quizlet live
5b. Doelen van de les behaald? 

Slide 2 - Diapositive

1. Les buts du cours
Kennis: 
-Je kan aimer, adorer, préférer en détester vertalen.

Parler
-Je kan vragen stellen over school/hobbys (apprendre 7).
-Je kan vragen beantwoorden over school/hobbys. 




Slide 3 - Diapositive

2a. Mini test
Vertaal de volgende werkwoorden in het NL
-Adorer: 
-Aimer: 
-Préférer: 
-Détester: 
-Schrijf 2 zinnen met aimer en détester

Slide 4 - Diapositive

2b. Grammaire II: uitleg
Aimer: Houden van
Adorer: Dol op zijn
Préférer: Liever hebben
Détester: Een hekel hebben aan

Als je een van deze 4 werkwoorden gebruikt, dan moet je altijd le, la, l' of les gebruiken. Bijvoorbeeld: J'aime la pizza

Slide 5 - Diapositive

3. Prononciation

Prends ton livre à la page 102, lis à voix haute  apprendre 7 avec la prof. 
Neem 1 minuten om met je buurman/buurvrouw te praten.

Slide 6 - Diapositive

4. Parler
  • 17 page 93
-Lis la grammaire lexicale 17a.
-17b: Bedenk 3 vragen met behulp van 17a. Ga daarna iemand interviewen
  •  22 page 94
-22a: Vul het gesprek in. Ben je klaar? Voer het gesprek!
-22b: Voer een kort gesprek met je buurman/buurvrouw

Slide 7 - Diapositive

5. Quizlet: apprendre 7 p. 102
Prends ton téléphone et va sur Quizlet live.
Utilise ton vrai prénom!


Bonne chance! :)

Slide 8 - Diapositive

Les buts du cours
Kennis: 
-Je kan aimer, adorer, préférer en détester vertalen.

Parler
-Je kan vragen stellen over school/hobbys (apprendre 7).
-Je kan vragen beantwoorden over school/hobbys. 




Slide 9 - Diapositive

5a. Heb je de doelen van de les behaald?
Oui!
Presque! (bijna)
Non!

Slide 10 - Sondage

2b. Grammaire I
-De ER- werkwoorden zijn werkwoorden die eindigen op ER.
Bijvoorbeeld: regarder, écouter, aimer, manger...

-Alle regelmatige ER-werkwoorden bestaan uit een stam (infinitief min -ER) + uitgang. 
Bijvoorbeeld: Danser - er = dans+ uitgang...



Slide 11 - Diapositive

2c. Grammaire I: Danser
Haal eerst -ER van het werkwoord. Danser: dans (dit is de stam) 
              Je danse                        Ik dans
              Tu danses                     Jij danst
               Il/ elle/ on danse        Hij/ zij/ men danst of wij dansen
               Nous dansons            Wij dansen
               Vous dansez               Jullie dansen/ u danst
               Ils/ elles dansent       Zij dansen (m/v)

Slide 12 - Diapositive