Märchen 5 Havo

Wat is de juiste vertaling van:
het sprookje?
A
ein Märchen
B
die Märchens
C
das Märchen
D
das Marchen
1 / 18
suivant
Slide 1: Quiz
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Wat is de juiste vertaling van:
het sprookje?
A
ein Märchen
B
die Märchens
C
das Märchen
D
das Marchen

Slide 1 - Quiz

Noem zes Duitse woorden die te maken hebben het onderwerp "Märchen"

Slide 2 - Carte mentale

Sind Märchen Literatur? Warum denkst du das?

Slide 3 - Question ouverte

der Froschkönig
Hänsel 
und Gretel
Rotkäppchen
Aschenputtel

Slide 4 - Question de remorquage

Met elke achterliggende gedachte zijn sprookjes oorspronkelijk geschreven?

Slide 5 - Question ouverte

1806 publiceerden de twee broers Wilhelm en Jacob Grimm voor het eerst een bundel met "Kinder- und Volksmärchen". Waar baseerden zij hun verhalen op?
A
Uitsluitend op mondelinge verhalen die door "gewone mensen" aan elkaar werden verteld.
B
Ze herschreven verhalen die ze in boeken hadden gelezen.
C
Ze brachten verhalen uit boeken en mondelinge verhalen bij elkaar en maakten er één geheel van
D
Ze verzonnen de verhalen zelf.

Slide 6 - Quiz

Wat wordt met deze stelling bedoelt? De personen die in een sprookje voorkomen zijn "typische sprookjesfiguren".

A
De figuren hebben heel eenzijdige, herkenbare eigenschappen. Ze zij of "goed" of "slecht".
B
De figuren in een sprookje hebben echt geleefd.
C
De figuren zijn tijdloos en spreken daarom iedereen aan.
D
De figuren in een sprookjes zijn heel complex en onvoorspelbaar.

Slide 7 - Quiz

Hoe heet dit sprookje in het Duits?
Hans en Grietje =

Slide 8 - Question ouverte

Hoe begint een Duits sprookje altijd?

Er was eens....
Tekst
A
Und dann war da...
B
Dies ist die Geschichte...
C
Vor langer, langer Zeit...
D
Es war einmal...

Slide 9 - Quiz

Hoe eindigen sprookjes in het Duits?
A
und sie lebten noch lange
B
und sie lebten noch lang und glücklich
C
und wenn sie nicht gestorben sind, dann leben sie noch heute
D
das Ende

Slide 10 - Quiz

Lese das Märchen
Es waren einmal zwei Kinder: Hänsel und Gretel. Die Familie ist arm und hat nichts zu essen. Darum werden von ihrer Stiefmutter im Wald ausgesetzt. Hänsel lässt Steine fallen, um den Weg zurück nach Hause zu finden. Beim zweiten Mal benutzt er Brotkrumen aber die Vögel fressen sie auf. So finden sie den Weg nicht mehr zurück.  Sie finden aber im Wald ein Haus aus Süßigkeiten. Im diesem Haus wohnt eine Hexe....






.

Slide 11 - Diapositive

Je hebt net een stukje van het sprookje Hänsel & Gretel gelezen. Op welk punt stopt het verhaal?
A
Hänsel und Gretel zijn de weg kwijt in het bos
B
Hänsel is door de heks gevangen genomen.
C
Ze zijn ontsnapt, hebben het goud meegenomen en gaan naar huis.
D
Hänsel und Gretel vinden het huisje vol snoep van de heks in het bos.

Slide 12 - Quiz

Als je het niet weet, dan lees er overheen: Maar welke maatschappelijke thema's van de 19de eeuw worden in sprookjes gethematiseerd?
A
honger, oorlog, kinderarbeid
B
discriminatie
C
racisme
D
milieuschade

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Vidéo

Hoeveel sprookjes hebben de gebroeders Grimm geschreven?
A
12
B
20
C
100
D
200

Slide 15 - Quiz

Welke karaktereigenschap is voor een hoofdpersoon in een sprookje belangrijk?
A
Pünklichkeit
B
Bescheidenheit
C
Intelligenz
D
Humor

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Lien

Slide 18 - Lien