De nieuwe tijden - deel 1 - transport en milieu
1 / 32
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
De edelen reizen met een mooi versierde __________________________.
Slide 5 - Question ouverte
Voor korte afstanden laat de adel zich vervoeren in een __________________________.
Slide 6 - Question ouverte
De gewone man reist met de ____________________________ mee.
Slide 7 - Question ouverte
Daarin werden niet alleen poststukken vervoerd, maar ook _____________________________.
Slide 8 - Question ouverte
Vorsten zorgden voor een ver____________________________ van het wegennet.
Slide 9 - Question ouverte
De draagstoel is de ____________________________ van nu.
Slide 10 - Question ouverte
Voor de nieuwe wegen wordt een kubusvormige steen gebruikt: de ___________________.
Slide 11 - Question ouverte
Slide 12 - Question de remorquage
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Wat is de V.O.C.?
A
Een Japanse keizerlijke dynastie.
B
Een Europese handelsorganisatie uit de 17e en 18e eeuw.
C
Een Latijns-Amerikaanse politieke beweging.
D
Een Afrikaanse stam in het huidige Zuid-Afrika.
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Met hoeveel schepen is Columbus vertrokken?
A
1 schip
B
2 schepen
C
3 schepen
D
4 schepen
Slide 18 - Quiz
Welk land dacht Columbus ontdekt te hebben?
A
Indië
B
China
C
Japan
Slide 19 - Quiz
Hoe werd het land dat Columbus ontdekte later genoemd?
A
Amerika
B
Indië
C
San Salvador
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Vidéo
Wat ontdekte Vasco da Gama?
A
Een nieuwe route naar India over land.
B
De route naar de Zuidpool.
C
Een zeeroute naar India via de Kaap de Goede Hoop.
D
De noordwestelijke doorgang naar Azië.
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Vidéo
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
We leren nieuwe producten (kaneel, peper,...) kennen.
De plaatselijke bevolking wordt uitgebuit.
De plaatselijke bevolking sterft aan besmettelijke ziektes.
De handel bloeit. Er is veel werk in de havens.
