Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
- Chronologisch verband
- Opsommend verband
- Tegenstellend verband
Zinnen en alinea's hebben met elkaar te maken. Ze houden een verband met elkaar.
Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt. die woorden helpen je een tekst beter te begrijpen.
Er zijn verschillende soorten verbanden.
Een opsomming somt zaken op. Je herkent dit verband aan de volgende signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, en.
Je kunt een opsomming ook herkennen aan dubbele punt (;), liggende streepjes (-), getallen (1, 2, 3) of dots (*)
Bijv: Voor een cake heb je nodig: bloem, boter, suier een ei en bakpoeder
Een tegenstelling herken je aan de volgende signaalwoorden:
tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant... aan de andere kant.
Bijv: Veel jongeren willen graag in de vakantie wat bijverdienen, maar er is dit jaar weinig vakantiewerk te vinden.
Dit verband herken je aan de volgende signaalwoorden:
zoals, hetzelfde, in vergelijking met.
Bijv: In Nederland zijn de snelwegen overvol. Hetzelfde zie je in alle landen van West-Europa.
cookieTextcookieStatement