Blok 7, les 1

Lezen, kijken en luisteren
Les 1, blok 7.
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Lezen, kijken en luisteren
Les 1, blok 7.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Wat hoort NIET bij verkennend lezen?
A
Kijken naar de plaatjes
B
Titel lezen
C
Bron bekijken
D
Signaalwoorden onderstrepen.

Slide 9 - Quiz

Wanneer lees je verkennend?
A
Tijdens het intensief lezen van de tekst
B
Voordat je de tekst helemaal gaat lezen
C
Nadat je de tekst helemaal hebt gelezen

Slide 10 - Quiz

Je bekijkt de titel, de deeltitels, de illustraties en de onderschriften. Je leest de inleiding en het slot.

Welke manier van lezen is dat?
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen

Slide 11 - Quiz

Welke dingen kon je te weten komen bij verkennend lezen?
A
Tekstdoel, tekstsoort, onderwerp.
B
Inhoud van de tekst.
C
Onderwerp en tekstsoort.
D
Tekstdoel, tekstsoort en de inhoud van de tekst.

Slide 12 - Quiz

Waarom is het handig om het stappenplan Verkennend lezen te gebruiken?
verkennend lezen
A
Je kunt snel een tekst leren kennen
B
Je weet dan precies wat er in de tekst staat
C
Je kunt dan zien of je de tekst verder wilt lezen

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Wat zijn voorbeelden van tekstdoelen?
A
artikel, tijdschrift, krant
B
informeren, amuseren, activeren, overtuigen
C
informerende tekst, activerende tekst, amuserende tekst

Slide 15 - Quiz

Tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 16 - Quiz

Wat is het tekstdoel van een schoolboek?
A
amuseren
B
instrueren
C
informeren
D
overtuigen

Slide 17 - Quiz

Welk tekstdoel(en) heeft een
pamflet van een politieke partij?
A
Overtuigen
B
Instrueren
C
Informeren

Slide 18 - Quiz

Het tekstdoel van een roman is:
A
Activeren
B
Overtuigen
C
Informeren
D
Amuseren

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Wat is het onderwerp van een tekst?
A
de titel
B
de inleiding
C
de kernzin
D
dat waar de tekst over gaat in, zo mogelijk één woord

Slide 22 - Quiz

Wat is het verschil tussen een onderwerp
en een deelonderwerp?
A
Er is geen verschil.
B
Een onderwerp gaat over de hele tekst. Een deelonderwerp is het onderwerp van een alinea
C
Een deelonderwerp gaat over de hele tekst. Een onderwerp is het onderwerp van een alinea

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive



Feit of mening?
A
mening
B
feit

Slide 25 - Quiz

Dit gebeurt vooral in gebiedende wijs
A
instrueren
B
informeren
C
amuseren
D
activeren

Slide 26 - Quiz

Welke werkwoordsvorm is een gebiedende wijs?
A
maken
B
maakt
C
maak
D
maakte

Slide 27 - Quiz

Feit, mening of argument?

Verkoudheid is vaak het gevolg
van een verminderde weerstand.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 28 - Quiz

Feit, mening of argument?

......, omdat uit onderzoek blijkt dat roken slecht is voor je gezondheid.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Tekststructuur van een betoog:
A
voor- en nadelen
B
standpunt-argument
C
beschrijving
D
verklaring

Slide 32 - Quiz

Welke tekststructuur eindigt
met de beste oplossing?
A
Voor- en nadelen
B
Probleem-oplossing
C
Standpunt - argument
D
Verklaring

Slide 33 - Quiz

Welke tekststructuur herken je door
een opsomming van positieve en
negatieve kanten van een verschijnsel in de tekst?
A
Standpunt - argument
B
Probleem - oplossing
C
Voor- en nadelen
D
Verklaring

Slide 34 - Quiz

Wat is géén tekststructuur?
A
beschrijving
B
concluderende structuur
C
voor- en nadelen
D
verklaring

Slide 35 - Quiz

Welke tekststructuur hierbij?Contactverbod als maatregel om het Coronavirus de baas te worden
A
probleem-oplossing
B
verklaring
C
beschrijving
D
standpunt - argument

Slide 36 - Quiz

Welke tekststructuur past het best bij deze titel: 'Kinderen moeten meer sporten op de basisschool'
A
probleem - oplossing
B
standpunt - argument
C
Verklaring
D
Voor- en nadelen

Slide 37 - Quiz

Wat is een tekststructuur?
A
Is de opbouw van de alinea's in een tekst
B
Is een manier om een tekst in te delen.

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Diapositive