2,3 lezen

Lezen
IN DEZE PARAGRAAF HERHAAL JE:
• de tekstdelen inleiding, kern en slot herkennen;
• wat verwijswoorden zijn.

• de signaalwoorden herkennen die een tegenstelling aangeven;
• de signaalwoorden herkennen die een voorbeeld aangeven.
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lezen
IN DEZE PARAGRAAF HERHAAL JE:
• de tekstdelen inleiding, kern en slot herkennen;
• wat verwijswoorden zijn.

• de signaalwoorden herkennen die een tegenstelling aangeven;
• de signaalwoorden herkennen die een voorbeeld aangeven.

Slide 1 - Diapositive

ONDERWERP? 
Iedere tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van de tekst.
Zo vind je het onderwerp van de tekst:
Stel jezelf de vraag: Waarover gaat de tekst?
• Het antwoord op deze vraag is het onderwerp van de tekst.


Slide 2 - Diapositive

functie van de inleiding?
  • De aandacht van de lezer trekken. (zodat je verder wil lezen)
  • Het onderwerp en/of de hoofdgedachte benoemen
  • Aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen.
  • Een mening over het onderwerp geven
  • Een vraag over het onderwerp stellen

Slide 3 - Diapositive

één woord of korte zin
Je schrijft het onderwerp van de tekst  in één woord of in een paar woorden op.
Bijvoorbeeld: ‘huisdieren’ of ‘gezonde voeding’.


Slide 4 - Diapositive

Het onderwerp van een tekst vind je door te letten op:
  • de titel
  • de eerste zin of de eerste alinea 
  • een tekening of foto bij de tekst
  • tussenkopjes en dikgedrukte of onderstreepte woorden

Slide 5 - Diapositive

Signaalwoorden
Signaalwoorden geven het verband aan tussen alinea's en zinnen en zijn dus heel belangrijk voor de begrijpelijkheid van een tekst. ... Als een tekst met weinig signaalwoorden is geschreven, lijken de zinnen los van elkaar te staan en is de tekst lastiger te volgen.
Signaalwoorden maken de tekst dus een stuk duidelijker.

Slide 6 - Diapositive

Signaalwoorden die horen bij het tekstverband 'voorbeeld'.     (Blz. 102)
bijvoorbeeld, zoals, zo
denk aan, neem
een voorbeeld is
stel je voor:
stel dat
ter illustratie:

Slide 7 - Diapositive

Signaalwoorden die horen bij het tekstverband tegenstelling.      (blz. 101)
maar, echter, toch, wel
hoewel, ondanks, weliswaar
integendeel, daarentegen 
enerzijds + anderzijds (als combinatie), desondanks

Slide 8 - Diapositive

Verwijswoorden? blz. 104
In de meeste teksten staan verwijswoorden. Ze verwijzen naar één of meer woorden in de
tekst. Soms verwijzen ze naar een hele zin.
Voorbeelden van verwijswoorden zijn: hij, hem, haar, het, zij, die.
Zo kom je erachter waar een woord naar verwijst: stel een vraag die begint met Wie, Wat,
Waar of Welk(e).

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive