Test diagnostique v5

Test diagnostique grammaire chapitre 4
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Test diagnostique grammaire chapitre 4

Slide 1 - Diapositive

La voix passive

Slide 2 - Diapositive

Even het geheugen opfrissen. Hoe maak je van een bedrijvende zin een lijdende zin? Zet de stappen in de juiste volgorde
Lijdend voorwerp -> onderwerp
Hoofdwerkwoord van de actieve zin wordt voltooid dw in de passieve zin
Onderwerp actieve zin komt achter 'par'
Bepaal de tijd van de actieve zin
Zet être in dezelfde tijd in de passieve zin.

Slide 3 - Question de remorquage

Is de zin actief of passief?
Mes parents visitent souvent des musées.
A
Actief
B
Passief

Slide 4 - Quiz

Is de zin actief of passief?
Ce match est regardé par beaucoup de fans.
A
actief
B
passief

Slide 5 - Quiz

Is de zin actief of passief?
Ce film a été vu par des millions de gens.
A
Actief
B
Passief

Slide 6 - Quiz

Is de zin actief of passief?
Mon père a accepté une poste dans cette entreprise.
A
actief
B
passief

Slide 7 - Quiz

Is de zin actief of passief?
Cette série est beaucoup regardée sur Netflix.
A
Actief
B
Passief

Slide 8 - Quiz

Zet de zin in de lijdende vorm
Mes parents paient mes études (v mv).

Slide 9 - Question ouverte

Zet de zin in de lijdende vorm
Michel a gardé les revenus de l'entreprise.

Slide 10 - Question ouverte

Zet de zin in de lijdende vorm
On versera l'argent sur mon compte bancaire.

Slide 11 - Question ouverte

Zet de zin in de lijdende vorm
Philippe Claudel a écrit le livre 'La petite fille de monsieur Linh'.

Slide 12 - Question ouverte

Zet de zin in de lijdende vorm
L'université organisera une journée portes ouvertes.

Slide 13 - Question ouverte

Zet de zin in de lijdende vorm
On fait des travaux pour améliorer les routes.

Slide 14 - Question ouverte

Réécris les phrases à la voix passive en utilisant des verbes pronominaux.

On traduit facilement cette phrase en français

Slide 15 - Question ouverte

Traduire le mot 'wat' en français

Slide 16 - Diapositive

Even het geheugen opfrissen. Wanneer gebruik je ook alweer welke vertaling? 
'Wat' is het onderwerp van de vraagzin.
'Wat' is het onderwerp van de betrekkelijke bijzin
'Wat' is het lijdend voorwerp van de betrekkelijke bijzin.
'Wat' is het lijdend voorwerp van de vraagzin, geen inversie
'Wat' is het lijdend voorwerp van de vraagzin, wel inversie.
'Wat' wordt in een vraagzin gevolgd door être + zelfstandig naamwoord
Q'est-ce qui
Qu'est-ce que
Que
Ce qui
Ce que
Quel(le)(s)

Slide 17 - Question de remorquage

_________ est arrivé à ton frère? Il s'est cassé la jambe?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que
D
Quel

Slide 18 - Quiz

________ sont tes vêtements préférés?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que
D
Quels

Slide 19 - Quiz

________ veux-tu dire par cette remarque?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que
D
Quel

Slide 20 - Quiz

________ vous avez fait pendant les vacances?
A
Qu'est-ce qui
B
Qu'est-ce que
C
Que
D
Quelles

Slide 21 - Quiz

______ tu dis est très important
A
Ce qui
B
Ce que

Slide 22 - Quiz

Je ne sais pas _____ s'est passé pendant ton absence mais tout le monde est parti.
A
ce qui
B
ce que

Slide 23 - Quiz

contenir ??

Slide 24 - Question ouverte

la qualité

Slide 25 - Question ouverte

agir

Slide 26 - Question ouverte

avoir tendance à

Slide 27 - Question ouverte

voldoen

Slide 28 - Question ouverte

de vrije tijd

Slide 29 - Question ouverte

de leugen

Slide 30 - Question ouverte

au contraire

Slide 31 - Question ouverte

Lees het antwoord en noteer de vraag. Gebruik in iedere zin een vertaling van het woord 'wat'.

_______________? Ma couleur préférée, c'est le bleu.

Slide 32 - Question ouverte

Lees het antwoord en noteer de vraag. Gebruik in iedere zin een vertaling van het woord 'wat'.

________________? Ce soir, je préfère rester à la maison.

Slide 33 - Question ouverte

Lees het antwoord en noteer de vraag. Gebruik in iedere zin een vertaling van het woord 'wat'.

________________? Il s'est cassé la jambe pendant les vacances.

Slide 34 - Question ouverte

Traduis les phrases:
Ik vind het niet leuk wat jij doet.

Slide 35 - Question ouverte

Traduis les phrases:
Wat mij verbaasd is dat hij altijd te laat komt.

Slide 36 - Question ouverte