Bijvoeglijk naamwoord

Wat ben ik ??
timer
1:00
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Wat ben ik ??
timer
1:00

Slide 1 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
Wat weet je nog van bijvoeglijk naamwoord?
  • Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
  • Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?
  • Wat is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
  • Hoe schrijf je een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Slide 2 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoorden
  • Bijvoeglijke naamwoorden zeggen iets over het zelfstandig naamwoord

  • Bijvoeglijke naamwoorden eindigen op een e.

Slide 3 - Diapositive

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
  • Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt van welke stof het zelfstandig naamwoord is gemaakt. 
  • Vuistregel: de uitgang eindigt altijd op -en.
  • goud + en
  • hout + en
  • Riet + en

Slide 4 - Diapositive

'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord

Slide 5 - Quiz

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, fietsen, denken

Slide 6 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
rode
B
zachte
C
gouden
D
mooie

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
A
Het kleine huis
B
Het klein huis
C
De kleine huis
D
Het kleinen huis

Slide 8 - Quiz


De rode schoenen vind ik mooi.

RODE  IS EEN ...
A
bijvoeglijk naamwoord
B
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Quiz


De waarzegger keek in de kristallen bol.

KRISTALLEN  IS EEN ...
A
bijvoeglijk naamwoord
B
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quiz

De kleine hond loopt in het park.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
hond
B
de
C
loopt
D
kleine

Slide 11 - Quiz

Het oude huis staat op een berg.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
het
B
oude
C
huis
D
berg

Slide 12 - Quiz

Bijvoegelijk naamwoord:
Het ijzeren hek heeft drie sloten.
A
ijzeren
B
drie
C
sloten
D
heeft

Slide 13 - Quiz

De grappige man loopt naar de grote bibliotheek.
Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
grappige, man
B
grappige, loopt
C
grappige, grote
D
grote, bibliotheek

Slide 14 - Quiz

De rode auto rijdt naar de grote stad.
Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
rode, stad
B
rode, rijdt
C
grote, rode
D
grote, stad

Slide 15 - Quiz

Vul in: Welke bijvoeglijk naamwoorden zijn allemaal goed?
De .... jongen heeft een ..... jas aan en woont in een .... huis

A
aardig, rode, groot
B
aardige, rood, groot
C
aardige, rode, grote
D
aardige, rode, groot

Slide 16 - Quiz

(Les) doel check
timer
0:30
Mijn inzet/gedrag was deze les:
Dit vond ik van de les:
Ik vond het lesniveau.... 

Slide 17 - Question de remorquage