Einstufungstest Fälle

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Herzlich Willkommen

 

Was weißt du noch über die Fälle?

Dienstag, den 28. Februar

Aufgabe 1: 

Was weißt du noch (4 vragen)?

Wat zijn naamvallen?

Voor welk deel van de zin gebruik je de 1e naamval?

1. gezegde
2. lijdend voorwerp
3. onderwerp
4. meewerkend voorwerp

Voor welk deel van de zin gebruik je de 4e naamval?

1. gezegde
2. lijdend voorwerp
3. onderwerp
4. meewerkend voorwerp

Voor welk deel van de zin gebruik je de 3e naamval?

1. gezegde
2. lijdend voorwerp
3. onderwerp
4. meewerkend voorwerp

Aufgabe 2: 

Vul bij de volgende vragen de juiste naamval in (2 vragen).

D___ Mann ist sehr fröhlich.

1. Der
2. Die
3. Das
4. Den

Ich habe d___ Mann gesehen.

1. der
2. die
3. das
4. den

1e naamval

• Gebruik je voor het deel van de zin dat het onderwerp is.
• Der Lehrer gibt zu viel Hausaufgauben auf.

4e naamval

• Gebruik je voor het deel van de zin dat het lijdend voorwerp is.
• Meine Freunde finden den Lehrer zu streng.
  

Was haben wir schon gelernt?

Der- und ein-Gruppe:

Voorzetsels met de 4e naamval

durch, für, gegen, ohne, um, bis, entlang

Doel: Ik weet bij welke voorzetsels ik de 4e naamval moet gebruiken.

Aufgabe 3: 

Zoek bij de voorzetsels de juiste vertaling (sleepvraag).

gegen

um

bis

ohne

langs

für

durch

entlang

door

voor

tegen

tot

om

zonder

Na de volgende voorzetsels moet je de vormen van de 4e naamval gebruiken:

Präpositionen:

Aufgabe 4: 

Vul bij de volgende vragen de juiste naamval in, let op het voorzetsel (4 vragen).

Ohne ... Portemonnaie (o) gehe ich nicht in die Stadt.

1. ein
2. eine
3. einen
4. eines

Ich bin gegen ... Wind (m) zur Schule gefahren.

1. der
2. den
3. die
4. das

... Weg (m) entlang standen viele Zuschauer.

1. den
2. der
3. das
4. die

Der Autofahrer ist gegen ... Schaufenster (o) gefahren.

1. der
2. den
3. das
4. die

Aufgabe 5: 

Sleep de zinsdelen op de juiste plaats om het stappenplan van de naamvallen compleet te maken (sleepvraag).

Onderwerp zoeken

Kies de juiste groep en kijk welke uitgang je in moet vullen

Lijdend voorwerp zoeken

Zin vertalen

Voorzetsel zoeken

Persoonsvorm + gezegde zoeken

Stap 1

Stap 2

Stap 3

Stap 4

Stap 5

Stap 6

Aufgabe 6: 

Nu komen er 4 vragen waarbij je een kort antwoord moet geven. Gebruik het stappenplan!

Nein, ... (mijn) Kassenzettel (m) habe ich nämlich nicht mehr gefunden.

Ist ... (het) Taschengeld (o) jetzt schon alle?

Hast du das Geschenk für ... (zijn) Vater gekauft?

Bij welk geslacht van het zelfstandig naamwoord hoefden we het stappenplan eigenlijk alleen toe te passen?

Der- und ein-Gruppe: