les 3 Lenzen

les 3 lenzen
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

les 3 lenzen

Slide 1 - Diapositive

huiswerk bespreken

Slide 2 - Diapositive

leerdoelen
3.3.1 Je kunt uitleggen wat positieve en negatieve lenzen zijn.
3.3.2 Je kunt kenmerken van positieve en negatieve lenzen opsommen.
3.3.3 Je kunt beschrijven wat het brandpunt en de hoofdas van een lens zijn.
3.3.4 Je kunt het verschil tussen sterke en zwakke lenzen uitleggen.

Slide 3 - Diapositive

vergroot glas
Met een vergrootglas kun je een evenwijdige bundel zonlicht naar één punt laten bewegen.

Je gebruikt het vergrootglas dan als brandglas.

Slide 4 - Diapositive

positieve lens
Een lens is een schijf van doorzichtig glas of kunststof.

Bij een bolle lens of positieve lens is het materiaal in het midden dikker dan aan de rand.

Slide 5 - Diapositive

brandpunt
Een evenwijdige lichtbundel valt op een positieve lens. 
In de lens buigen de lichtstralen af. Na de lens ontstaat een convergente lichtbundel (naar elkaar toe). 
De lichtstralen komen samen in één punt. Dit is het brandpunt van de lens. 
Na het brandpunt lopen de lichtstralen uit elkaar. 
Daar is de lichtbundel divergent.

Slide 6 - Diapositive

tekenen positieve lens
en positieve lens teken je als een lijn met een + erboven. Pijltjes in de lichtstralen geven aan in welke richting het licht beweegt.
 De hoofdas is een lijn door het midden van de lens en staat loodrecht op de lens. 
Het brandpunt ligt altijd op de hoofdas. 
Het brandpunt geef je aan met de letter F.
 De afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt noem je de brandpuntsafstand.

Slide 7 - Diapositive

opdracht 1 t/m 7 (BLZ 157-158)

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

sterke en zwakke lenzen
Het brandpunt zegt iets over hoe sterk een lens is.

Als het brandpunt dicht bij de lens ligt, heb je een sterke lens.

Als het brandpunt ver van de lens ligt, heb je een zwakke lens.

Slide 10 - Diapositive

opdracht 8 (BLZ 162)

Slide 11 - Diapositive

kijken door een positieve lens
Met een positieve lens kun je het beeld vergroten of verkleinen. Hoe je het voorwerp ziet, hangt af van de afstand van het voorwerp tot de lens.
• Een voorwerp dat tussen de lens en het brandpunt staat, zie je vergroot en rechtopstaand.
• Een voorwerp dat vlakbij of op het brandpunt staat, zie je niet.
• Een voorwerp dat achter het brandpunt staat, zie je op zijn kop. Ook links en rechts zijn omgekeerd. De grootte van het beeld hangt af van de afstand tot de lens.

Slide 12 - Diapositive

negatieve lens

Een holle lens is in het midden dunner dan aan de rand. Zo’n lens noem je een negatieve lens

Slide 13 - Diapositive

brandpunt

Een evenwijdige lichtbundel valt op een negatieve lens. 
In de lens buigen de lichtstralen af.
 Na de lens ontstaat een divergente lichtbundel (lichtstralen gaan van elkaar weg). Als je de lichtstralen doortekent met een stippellijn, lijken ze uit één punt te komen. 
Dit punt is het brandpunt van de negatieve lens.




Kijk je door een negatieve lens, dan zie je alles verkleind. Het beeld staat rechtop.

Slide 14 - Diapositive

opdracht 9 t/m 14 (BLZ 167-168)

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive