AFP DA1.3. week 10 les 1

Anatomie, Fysiologie en Pathologie




Les 5
Leerjaar 1
Periode 3 


1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Anatomie, Fysiologie en Pathologie




Les 5
Leerjaar 1
Periode 3 


Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen
Aan het eind van de les kan je:
  • Benoemen uit welke onderdelen het bloed bestaat.
  • Uitleggen wat de belangrijkste functies zijn van rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes.
  • Vertellen welke bloedgroepen er bestaan en op basis van welke kenmerken bloedgroepen ingedeeld kunnen worden.
  • Uitleggen wat er bedoeld wordt met een universele donor en een universele ontvanger
  • Benoemen welke invloed de resusfactor kan hebben binnen een zwangerschap



Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesinhoud
Welkom + Osiris
Terugblik vorige lessen d.m.v. vragen in Lessonup
Theorie met opdrachten (o.a. mindmap) bloed
Werken aan mindmap
Werken aan opdrachten bloed en bloedgroepen
Afsluiting en huiswerk


Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe worden diuretica ook wel genoemd?

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar eindigen betablokkers meestal op?

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ace-remmers werken met name in op:
A
de bloedvaten
B
de nieren
C
het hart
D
het sympatisch zenuwstelsel

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat hoor waarbij?
betablokkers
ACE remmers
verlagen hartfrequentie
kriebelhoest
-lol
werking via autonoom
zenuwstelsel
eindigt meestal op
-pril
werking op de nieren

Slide 7 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Tot welke groep behoort amlodipine?
A
Diuretica
B
Bètablokkers
C
RAS-remmers
D
Calciumantagonisten

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Calciumantagonisten worden behalve bij hypertensie ook gebruikt bij?
A
Oedeem
B
urineretentie
C
decompensatio cordis
D
angina pectoris

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Diuretica
betablokkers
Ras-remmers
hydrochloor-
thiazide
metoprolol
lisinopril
Werkt op autonome zenuwstelsel. Minder weerstand 
Bevorderd 
uitscheiding van vocht. Hierdoor minder bloedvolume.
Werken op de nieren, hierdoor daalt de bloeddruk

Slide 10 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht mindmap 
Zet bloed in het midden en maak vanuit dit woord een mindmap. 
In de laatste les week 11 moet je je mindmap kunnen presenteren. 

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

We gaan een mindmap maken!

Slide 12 - Diapositive

Met de tool MindMeister kan het digitaal
Eerste les 'Circulatiestelsel'
Circulatiestelsel: transporteren van bloed
  • Bloedcellen (afweercellen e.d.)
  • Water
  • Voedingsstoffen en afvalstoffen
  • Zuurstof/koolstofdioxide
  • Hormonen, beschermende stoffen
  • Medicijnen

Slide 13 - Diapositive

Tijdens de eerste les over het circulatiestelsel hebben we het gehad over de functie van het hart. Het hart is de pomp die ervoor zorgt dat het bloed door het lichaam gepompt wordt.

We gaan nu dieper in op wat er door het lichaam heen gepompt wordt, namelijk het bloed.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloed
  • 7% van ons lichaamsgewicht is bloed  (iemand van 70kg heeft dus ongeveer 5 liter bloed)
  • Gemaakt door stamcellen in beenmerg van grote botten

Slide 15 - Diapositive

Grote botten zoals het bekken en de wervels

Uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 16 - Quiz

Deze en de volgende vraag gebruiken om voorkennis te activeren.
Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Samenstelling van bloed
Bloedplasma
Bloedcellen
Bloedplaatjes

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloedplasma
Bloedplasma: 55% van het bloedvolume
  • Heldere, lichtgele vloeistof dat stoffen vervoert
  • Water (91%): warmteregeling, oplosmiddel
  • Plasma-eiwitten (7%): uitwisseling van stoffen met cellen, zorgen voor stroperigheid van bloed, binding van zouten en afvalstoffen 
  • Zouten (0,9%): invloed op bloeddruk, werking van spieren
  • Voedingstoffen: glucose, aminozuren, vetzuren en vitaminen
  • Afvalstoffen: ureum, urinezuur, koolstofdioxide, bilirubine

Slide 20 - Diapositive

De plasma-eiwitten zijn erg belangrijk:

Aantal plasma-eiwitten is betrokken bij de bloedstolling (fibrinogeen)
Plasma-eiwitten kunnen een afweerfunctie hebben, omdat de in ons bloed voorkomende antistoffen tot de plasma-eiwitten behoren.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloedcellen: Wit
Witte bloedcellen: Leukocyten
  • Gemaakt in rode beenmerg, milt en lymfeknopen
  • Niet veel, maar kunnen snel vermeerderen 

70% Granulocyten: 
  • Bevatten korrels in cytoplasma
  • 'Eten' ziekteverwekkers
      op (fagocytose)

25% Lymfocyten:
  • Specifieke afweer (B- en T-lymfocyten) en immuniteit
  • Produceren antistoffen

Slide 23 - Diapositive

Zoals gezegd worden antistoffen geproduceerd door de lymfocyten. In dit verband dient te worden opgemerkt dat het aidsvirus alle lymfocyten uitschakelt. Aidspatiënten kunnen dus geen antistoffen meer produceren. Zij zijn dus nog nauwelijks in staat om weerstand te bieden tegen micro-organismen.

Witte bloedcellen
(leukocyten)
Witte bloedcellen hebben een celkern. 
Ze zijn altijd verschillend van vorm, ze hebben geen vaste vorm. 

Bloedvaten vertakken zich tot hele dunnen bloedvaten, de haarvaten. Een haarvat is maar 1 cel dik. 

Door hun vorm kunnen de witte bloedcellen gemakkelijk door piepkleine openingen in de wand van de haarvaten.




Als je een wondje hebt en er komen bacteriën of andere lichaamsvreemde ziekteverwekkers in je lichaam, dan komen de witte bloedcellen in actie.
Er zijn verschillende soorten witte bloedcellen. 
Deze hebben een verschillend taak.

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Antistoffen
Sommige witte bloedcellen kunnen antistoffen maken. Dat doen ze als een lichaamsvreemde stof het lichaam binnen is gekomen. Bijvoorbeeld bij een griepvirus.

Het maken van genoeg antistoffen kost tijd. 
Je voelt je dan ziek. 

Pas als er voldoende antistoffen zijn, kan het griepvirus onschadelijk worden gemaakt en voel je je beter. 

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fagocytose/insluiten

Als een bacterie of een andere ziekteverwekker je lichaam binnenkomt kan de witte bloedcel deze 'insluiten'.

Na het insluiten gaan de 'indringers' en de witte bloedcel dood. Er ontstaat dan etter of pus, dat zie je bijv. bij een wondje ontstaan.
In mm3 bloed zitten ongeveer: 7000 witte bloedcellen

Weetje
Als rode bloedcellen na 120 dagen uit elkaar vallen, worden ze ook op deze manier door de witte bloedcellen opgeruimd.

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloedcellen: Rood
Rode bloedcellen: Erytrocyten (95% van aantal bloedcellen)
  • Zorgen voor rode kleur van bloed
  • Leven 120 dagen
  • Worden continu aangemaakt in rode beenmerg
  • Transport van zuurstof door hemoglobine
  • Hematocrietwaarde: hoeveel procent bloed bestaat uit rode bloedcellen

Afbraak in rode beenmerg en milt: ijzer en bilirubine

Slide 29 - Diapositive

Hemoglobine geeft ook de rode kleur aan het bloed/de bloedcel

Zuurstof kan slecht oplossen in een vloeistof, heeft iets nodig om zich aan te binden = hemoglobine.
Kleur is donker als er geen zuurstof aan gebonden is, anders lichtrood.

IJzer en bilirubine zijn de afbraakproducten van hemoglobine en worden via gal met de ontlasting uitgescheiden.

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloedplaatjes
Bloedplaatjes: Trombocyten (stollingscellen)
  • Stukjes van cellen uit het rode beenmerg
  • Leven ongeveer een week
  • Spelen een rol bij bloedstolling

Slide 31 - Diapositive

Bloedplaatjes zijn zelf dus geen cellen
Bloedstolling 1/2
De bloedplaatjes kleven aan de beschadigde bloedvatwand en vormen een bloedpropje.

Uit het beschadigde weefsel en uit de bloedplaatjes komen stoffen vrij. Deze stoffen brengen m.b.v. stollingsfactoren in het bloedplasma een keten van reacties op gang. 

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloedstolling 2/2
Uiteindelijk leidt dit ertoe dat fibrinogeen wordt omgezet in fibrine.

Fibrine vormt een netwerk van draden dat de wond afsluiten (bloedstolsels).

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloedgroepen
Bloedgroep: wordt bepaald door rode bloedcellen
  • De antigenen op de bloedcel bepalen de bloedgroep

Er zijn twee indelingen:
  • AB0-systeem
  • Rhesus-bloedgroepensysteem

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

AB0-systeem
AB0-systeem: A, B en nul (niet Oooo!)

  • Bloedgroep A heeft antigeen A

  • Bloedgroep B heeft antigeen B

  • Bloedgroep AB heeft antigeen A en antigeen B

  • Bloedgroep 0 heeft géén antigenen


Slide 35 - Diapositive

Antigenen zijn kleine eiwitten op buitenkant rode bloedcel die een afweerreactie kunnen veroorzaken wanneer ze in aanraking komen met stoffen die  lichaamsvreemd zijn. 
Zij zetten de lymfocyten aan tot het maken van antistoffen. 
AB0-systeem (vervolg)
Behalve antigenen, zitten er in het bloed ook antilichamen: 
  • Antilichamen zorgen voor klontering (agglutinatie)  van het bloed na contact met 'de verkeerde bloedgroep'
  • Bloedgroep A heeft antilichamen voor B
  • Bloedgroep B heeft antilichamen voor A
  • Bloedgroep AB heeft géén antilichamen
  • Bloedgroep 0 heeft antilichamen voor A en B
Je kunt niet zomaar elke bloedgroep doneren aan iedereen...

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 37 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

ABO stelsel

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Anti-lichamen

Slide 39 - Diapositive

Bloedgroep AB is een universele ontvanger: mensen met deze bloedgroep kunnen alle soorten bloed ontvangen, omdat zij GEEN antilichamen hebben

Bloedgroep 0 is een universele donor: mensen met deze bloedgroep kunnen aan iedereen bloed geven, omdat zij geen antigenen hebben waarop antilichamen kunnen reageren
Rhesus-bloedgroepensysteem
Rhesus-bloedgroepensysteem: gebaseerd op rhesusantigenen

  • Rhesuspositief (+): het rhesusantigeen is aanwezig
  • Rhesusnegatief (-): er is geen rhesusantigeen aanwezig

Antilichamen tegen het rhesusantigeen worden pas aangemaakt na het eerste contact

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht
Maak de mindmap voor vandaag af. Hier ga je de volgende lessen mee verder. Dus zorg dat je deze steeds tot je beschikking hebt.
Ben je klaar?
Start dan met de opdracht: Opdrachten bloed week 10 Cumlaude

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk
  1. Leren alle lesstof tot nu toe (receptenleer, hartritmestoornissen, g.m. hart- en vaatziekten, bloed en bloedgroepen) 
  2. (Af)maken Expert College Pathologie Bloed en Stolling
  3. Opdrachten afmaken:
    -Bloed

Slide 43 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions