rest afval medicijn gebruik

rest afval medicijn gebruik
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

rest afval medicijn gebruik

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesinhoud
  • Waarom injecteren?
  • Verschillende toedieningsvormen
  • Voorkennis
  • Subcutane injectie
  • Intramusculaire injectie
  • Prikaccident 



Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een fout en wat nu?




Wat zouden oorzaken zijn van foutieve distributie en toediening van medicatie?


Zoek eens op je stage adres op wat je dan moet doen ?

  • Melding Incidenten Patiëntenzorg (MIP)
  • Veilig Incident Melden (VIM);
  • Faults or Near Accidents (FONA);

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Benodigdheden
Keuze van naald wordt bepaald door de injecteertechniek
De volgende naalden kunnen worden gebruikt:
- Voor loodrechte sucutane injecties: 5-12 mm;
- Voor injecties met huidplooitechniek: 19-32 mm;

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Als een zorgvrager een medicijn niet goed kan doorslikken, mag je zelfstandig besluiten om het medicijn te malen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de stofnaam van dit medicijn?

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Benodigdheden
Bij het uitkiezen van de naaldlengte moet je rekening houden met de dikte van de bind- weefsellaag onder de huid.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Benodigdheden
  • De toedienlijst
  • medicijnen;
  • spuit;
  • opzuignaald;
  • watjes
  • desinfectans
  • pleisters
  • naaldencontainer

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

welke spier is geschikt voor het injecteren van grotere hoeveelheden

Slide 9 - Question ouverte

De dijbeenspier is geschikter dan de bovenarmspier als het gaat om het injecteren van grotere hoeveelheden. Dit komt omdat de dijbeenspier een grotere spier is. Ook de bilspier kan grotere hoeveelheden vloeistof verwerken dan de bovenarmspier.
Leerdoelen behaald?
Student weet wat de begrippen bevoegd en bekwaam zijn en kan deze in eigen woorden uitleggen. 
Student weet wat de wet BIG inhoudt en kent de begrippen risico en voorbehouden handelingen
Student weet hoe het zit met aansprakelijkheid en verantwoording betreffende medicatie geven. 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

10.31
Medicijnen 1: van voorschrijven tot toedienen
10.32
Medicijnen 2: werking en bijwerking(en)

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dermaal
A
Medicijnen via de longen
B
medicijnen via de huid
C
medicijnen via de anus
D
medicijnen via de mond

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Medicijnen uitzetten, betekent dat je de medicijnen klaarzet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zij de 5 vuist regels bij medicijnen
A
juiste medicijn Juiste tijd juiste Kleur juiste hoeveelheid juiste toediening j
B
Juiste medicijn Juiste persoon Juiste tijd Juiste hoeveelheid Juiste toediening
C
Juiste medicijn Juiste vorm Juiste tijd Juiste hoeveelheid Juiste toediening
D
Juiste medicijn Juiste toediening Juiste tijd Juiste persoon Juiste soort

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat zijn (entrale)medicatie
A
Medicijnen die via de maag en darmen gegeven worden
B
Medicijnen die niet via de maag en darmen gegeven worden
C
medicijnen die via het infuus worden gegeven
D
medicijnen die eerst moeten worden opgelost

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe zorg je voor veilig medicijn gebruik

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

toediening vormen 
Parenteraal:
SublinguaalWordt toegediend onder de tong; via het mondslijmvlies bv. Nitroglycerine/ isordyl
RectaalMedicatie via de anus
Cutaan: toediening van een medicijn via de huid
Zalf enz.





Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Toediening vormen
Oogdruppels en oogzalven / neusdruppels en neusspray/ oordruppels/ vaginale medicatie/
Oefen evt in het praktijklokaal
Parenteraal
Het toedienen van medicatie buiten het maagdarm kanaal; bespreken we volgende week


Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat houdt bevoegd en bekwaam zijn in?

Slide 26 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar denk je aan bij het geven van medicatie?

Slide 27 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Volgende week
Neem een medicatiedoosje/flesje mee naar de les. 
Kies in ieder geval voor 1 met etiket. (let op dat je de naam op het etiket zwart maakt! )
En neem een bijsluiter mee!

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar denken jullie aan bij voorbehouden handelingen?

Slide 29 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verpleegtechnische vaardigheden
Medicijnen toedienen per injectie
=
Parenterale toediening

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Injecteren
  • Sommige medicijnen worden door het spijsverteringssap vernietigd: bv. Insuline
Snellere opname van het medicijn
Injecteren doe je met een spuit en een holle naald 

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

medicatie dient bewaard te worden volgens het bewaaradvies van
A
de apotheker
B
de zorginstelling
C
de verpleegkundige
D
de arts

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat zijn (entrale)medicatie
A
Medicijnen die via de maag en darmen gegeven worden
B
Medicijnen die niet via de maag en darmen gegeven worden
C
medicijnen die via het infuus worden gegeven
D
medicijnen die eerst moeten worden opgelost

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke medicatie is er voor een allergie?
A
Mestcelstabilisatoren
B
Ontstekingsremmers
C
Antihistaminica
D
A-B-C zijn allemaal mogelijk

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een medicatie tegen epilepsie?


A
depakine
B
Oxybutanine
C
Metoclopramide

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Medicatie dat op de huid wordt aangebracht, zoals zalf, noemen we..
A
transdermaal
B
sublinguaal
C
dermaal of cutaan
D
oraal of per os

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

sublinguaal is .... medicatie
A
onder de huid
B
onder de tong
C
intraveneus
D
vaginaal

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Medicijnen met een causale werking pakken de oorzaak van de ziekte aan
A
juist
B
onjuist

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarvoor zijn medicijnen met een causale werking?
A
Om symptomen te bestrijden
B
Om de oorzaak te bestrijden
C
Om een virus te bestrijden
D
Om vocht in de benen te bestrijden.

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een profylactische werking betekent dat je tekorten aanvult (bijv. ijzerpreparaat)
A
Juist
B
Onjuist

Slide 44 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Medicatie die de oorzaak van de ziekte aanpakken heeft een .......... werking.
A
Symptoombestrijder
B
Placebo
C
Profylactische
D
Causale

Slide 45 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

als ik denk aan s.c. injecteren, dan denk ik aan.....

Slide 46 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions