Oefen proefwerk H3 Romeinen

• Geschiedenis
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Oefen-Proefwerk H3 Romeinen

Kies de juiste uitspraak.

1. De Grieken namen de beeldhouwkunst van de Romeinen over.
2. De senaat was een vergadering van 300 mannen uit aanzienlijke families.
3. De koning van Rome werd verdreven. Toen werd Rome een koninkrijk
4. In het Romeinse leger mochten alleen mannen uit aanzienlijke families vechten.

In 509 v.C. werd de laatste koning van Rome verdreven.
Rome werd toen een republiek.

1. Dat Rome een republiek werd is een gevolg van de verdrijving.
2. Dat Rome een republiek werd is een oorzaak van de verdrijving.
3. Dat Rome een republiek werd is een mening.
4. Dat Rome een republiek werd is een verzinsel

Wie nam de belangrijke beslissingen toen Rome in 509 v.C. een republiek werd?

1. Het leger
2. De generaals
3. De koning
4. De senaat

Je wilt onderzoeken hoe de Romeinen zoveel gebieden hebben kunnen veroveren.

Welk boek is dan het meest *bruikbaar?

*Bruikbaar = goed te gebruiken

1. Het boek: 'De schoonheid van de Romeinse vrouwen'
2. Het boek: 'De oorlogsschepen van de Romeinen'
3. Het boek: 'Beroepen in het Romeinse Rijk'
4. Het boek: 'Slaven in het Romeinse Rijk'

Welk woord heeft NIET te maken met het bestuur van de Romeinse Rijk.

1. ambtenaar
2. gouverneur
3. belasting
4. krijgsgevangene

1. Over de burgeroorlog die Caesar won.
2. Over de burgeroorlog die Caesar Augustus won.
3. Over de moord op Julius Caesar
4. Over wat er gebeurde wanneer Romeinen een nieuw gebied veroverden

Door wie en waarom is Julius Caesar vermoord?

1. Omdat hij te weinig macht had, door de soldaten
2. Omdat hij te weinig macht had, door de Grieken
3. Omdat hij te veel macht had, door de senatoren
4. Omdat hij te veel macht had, door de generaal van het leger

Welke van de onderstaande antwoorden is een oorzaak van de burgeroorlogen in het Romeinse Rijk?

1. De leden van de senaat wilden allemaal keizer worden en streden hiervoor
2. De generaals wilden ook politieke macht en streden hiervoor
3. De slaven wilden niet langer slaaf zijn en streden hiervoor
4. De soldaten wilden generaal worden en streden hiervoor

Welke van de onderstaande antwoorden is GEEN gevolg van een burgeroorlog?
(maakt niet uit welke burgeroorlog)

1. Julius Caesar wordt dictator
2. Caesar Augustus wordt keizer
3. De senaat mag bestaan, maar heeft niet meer te zeggen
4. De senaat mag niet meer bestaan, maar wel stemmen

Koppel de begrippen die het beste bij elkaar passen aan elkaar.

Krijgsgevangenen

Republiek

Ambtenaren

Belasting

Senaat

slaaf

1

2

3

4

De senaat was bang dat zij nooit meer de macht terug konden krijgen.

Caesar werd vermoord.

Octavianus schakelde al zijn tegenstanders uit.

Er kwam rust, orde en vrede in het rijk

Kies het juiste antwoord.

Het Romeinse rijk was een ...

1. landbouwstedelijke samenleving
2. landbouwsamenleving
3. samenleving van jager-verzamelaars

Kies de juiste zin.

1. In het Romeinse Rijk mocht je geloven wat je wilde, maar je moest wel de staatsgoden vereren
2. In het Romeinse Rijk mocht je niet geloven wat je wilde. Je moest alleen de keizer vereren.
3. In het Romeinse Rijk mocht je geloven wat je wilde, maar je mocht niet de staatsgoden vereren.
4. In het Romeinse Rijk mocht je niet geloven wat je wilde. Je moest verplicht de Egyptische goden vereren.

1. rechtspraak
2. verdraagzaamheid
3. romanisering
4. staatsgodsdienst

Waarom wilden veel niet-Romeinen in het Romeinse leger?

1. Om Romeinse burgerrechten te krijgen.
2. Om in het Romeinse Rijk te mogen wonen.
3. Om godsdienstvrijheid te krijgen.
4. Om bij de Romeinse elite te horen.

De Romeinse samenleving was multicultureel. Kies het juiste voorbeeld hiervan.

1. In Rome leefden een miljoen mensen
2. In Rome leefden mensen met verschillende ideeën naast elkaar
3. In Rome leefden zowel armen als rijken
4. In Rome werkten mensen met verschillende beroepen

Hoe kwamen de Romeinen in aanraking met joden?

1. De joden verhuisden naar het Romeinse Rijk
2. De Romeinen veroverden het land van de joden
3. De joden kwamen als predikers het Rijk binnen
4. Predikers stelden de Romeinen voor aan de joden

Waarom lieten de Romeinen de joden hoge belastingen betalen?

1. Omdat de joden meer geld verdienden
2. omdat de joden alleen de staatsgoden vereerden en niet de keizer
3. Omdat de joden de staatsgoden en keizer niet wilden vereren
4. Omdat de joden in te veel goden geloofden

sleep de onderstaande gevolgen naar de juiste opstand. Sommige gevolgen kunnen bij beide opstanden staan. Het maakt dan niet uit naar welke opstand je het sleept.

Opstand van de joden in 66 n.C. 

Opstand van de joden in 132 n.C.

De Romeinen verwoestten en plunderden een joodse tempel

De Romeinen namen tempelschatten mee

De Romeinen sloegen de opstand bloederig neer

Jeruzalem werd een verboden stad voor de joden

Welke zin is onjuist?

1. Volgens Jezus was er maar 1 god
2. De verhalen over Jezus zijn opgeschreven in de Thora
3. Volgens de verhalen was Jezus een joodse prediker
4. Jezus wilde dat mensen zorgden voor hun zwakke medemensen.

Waarom zagen de Romeinen Jezus als een misdadiger?

1. Omdat hij geen belasting betaalde
2. Omdat hij zei dat de Romeinse keizer en staatsgoden niet vereerd moesten worden
3. Omdat hij de joodse opstanden organiseerde
4. Omdat hij de staatsgoden had beledigd.

jodendom

christendom

kerk

synagoog

Bijbel

Theodosius

Constantijn

stichtte een nieuwe hoofdstad in het Romeinse Rijk

Deelde het Romeinse Rijk in 2 delen

Maakte een legale godsdienst van het christendom

maakte van het christendom staatsgodsdienst

Welk begrip past het beste bij het plaatje?

1. paus
2. prediker
3. bisschop
4. pastoor

Is er sprake van verandering of continuïteit?

Joden in het Romeinse Rijk bleven maar 1 god vereren. Zij weigerden de keizer als god te eren.

1. verandering
2. continuïteit

Welk begrip past het beste bij de onderstaande zin?

Germaanse volken zoals Goten, Franken en Alemannen kwamen met veel geweld het rijk binnen. Er werd geplunderd en verwoest.

1. volksverhuizing
2. bondgenootschap
3. burgeroorlog
4. expansie

Wat voor onderzoeksvraag is dit:

'Waarom is Julius Caesar vermoord?'

1. een beschrijvende vraag
2. een verklarende vraag
3. een waarderende vraag

Wat voor onderzoeksvraag is dit:

'Hoe was het leven van de slaven in Rome?''

1. een beschrijvende vraag
2. een verklarende vraag
3. een waarderende vraag

Wat voor onderzoeksvraag is dit:

'Wat veranderde er in het Romeinse Rijk toen Caesar Augustus aan de macht kwam?''

1. een beschrijvende vraag
2. een verklarende vraag
3. een waarderende vraag

Wat voor onderzoeksvraag is dit:

Wat vind jij van de moord op Julius Caesar?

1. een beschrijvende vraag
2. een verklarende vraag
3. een waarderende vraag

Wat voor onderzoeksvraag is dit:

'Zou jij het leuk vinden om in het Romeinse Rijk te leven?'

1. een beschrijvende vraag
2. een verklarende vraag
3. een waarderende vraag

Wat voor onderzoeksvraag is dit:

'Waarom wilden de Romeinen Gallië veroveren?

1. een beschrijvende vraag
2. een verklarende vraag
3. een waarderende vraag

Welke hoofdvraag past het beste bij de onderstaande deelvragen?


1. Wie had de leiding in het Romeinse Rijk?
2. Welke regels golden er in het Romeinse Rijk?
3. Hoe werd er voor gezorgd dat iedereen luisterde naar het bestuur?

1. Hoe was het leven van de Grieken?
2. Hoe zag het leven van de slaven eruit?
3. Hoe werd het Romeinse Rijk bestuurd?
4. Wat vind je van Octavianus?

Je wilt onderzoeken hoe Romeinse munten er uitzagen.

Wat kun je zeggen over de bron hiernaast?

1. De bruikbaarheid is klein.
2. De bruikbaarheid is groot.

Je wilt onderzoeken welke Romeinse keizers het machtigst waren.

Wat kun je zeggen over de bron hiernaast?

1. De bruikbaarheid is groot
2. Deze bron is niet bruikbaar voor dit onderzoek

Een jongen uit je klas roept zomaar:

'De Romeinse vrouwen droegen geen ondergoed'.

Wat kun je zeggen over deze uitspraak?

1. Hij heeft het waarschijnlijk onderzocht. Het is een feit.
2. Hij roept maar wat, het is een verzinsel

In sommige delen van Nederland zijn Romeinse munten gevonden. We weten daarom dat de Romeinen daar zijn geweest. Wat is juist?

1. Dat Romeinse munten zijn gevonden is representatief voor heel Nederland
2. Dat er Romeinse munten zijn gevonden is niet Representatief voor heel Nederland.

De Romeinse samenleving was een multiculturele samenleving. Noem 2 overeenkomsten tussen onze samenleving en de Romeinse.

Vergelijk de Romeinse samenleving met de samenleving waarin we nu leven. Noem 2 verschillen.

Bewoners van ons land hebben veel geleerd en overgenomen van de Romeinen. Noem hiervan 2 voorbeelden.