,

Quiz feest

feest
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

feest

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Quiz

Zoek op: Lessonup student
Code invoeren
Kiest je eigen voornaam

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat vieren we op hemelvaart?
A
De geboorte van Jezus
B
Kruisiging van Jezus
C
Dat Jezus op stijgt naar de hemel
D
Dat Jezus weer leeft

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel dagen duurt de Ramadan
A
10 dagen
B
30 dagen
C
20 dagen
D
Je mag zelf weten hoelang de ramadan duurt.

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat wordt er gevierd op goede vrijdag?
A
De geboorte van Jezus
B
Einde van de Ramadan
C
De kruisiging van Jezus
D
Dat jezus op stijgt naar de hemel

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat eten de mensen tijdens het Offerfeest?
A
Veel suiker
B
Schaap
C
Veel zoete dingen
D
Vlees

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de Ramadan?
A
De 9de maand in de islamitische kalender
B
De vastenmaand
C
De vierde zuil van islam
D
A en B

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat wordt er gevierd met Kerstmis?
A
Geboorte van de Paashaas
B
Geboorte van het licht
C
Geboorte van Jezus
D
Dat we samen zijn

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kerst
Koningsdag
Oudjaarsdag
Nieuwjaarsdag
24 december 
31 december 
1 Januari 
27 april 

Slide 9 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions


Eerste Paasdag valt altijd op
A
Vrijdag
B
Dat is elk jaar verschillend.
C
Zondag
D
Woensdag

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is Halloween?
A
een griezel feest
B
een verdrietig feest
C
een vrolijk feest
D
een festival

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wanneer is Halloween?
A
21 oktober
B
25 oktober
C
31 oktober
D
1 november

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat was het beroep van
Sinterklaas ?
Hoe heet het paard van Sinterklaas?
A
Ozosloom
B
Ozosnel
C
Amerigoo
D
Peerdje

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep zo SNEL mogelijk een 
Koningsdag- tompouce in elkaar!

Slide 14 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit is een Hindoestaans feest: hoe wordt dit feest genoemd?
A
Ulambanafeest
B
Pesachfeest
C
Holifeest
D
Kathina

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer is het kerstmis?
A
23 en 24 december
B
25 en 26 december
C
31 december en 1 januari
D
14 februari

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

het Suikerfeest hoort bij
A
Islam
B
Jodendom
C
Hindoeïsme
D
Christendom

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer is Sint Maarten?
A
10 november.
B
11 november.
C
11/11
D
9 november.

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat was het beroep van
Sinterklaas ?
Hoe heet het hoofddeksel van Sinterklaas?
A
baret
B
kroon
C
mijter
D
toupet

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Koningsdag is op?
A
30 april
B
25 april
C
1 mei
D
27 april

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Sinterklaas
Baby geboren
Oud & Nieuw
Pasen
Koningsdag
Kerst
Feestje

Slide 21 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak het liedje af:
Sint Maarten, Sint Maarten, de koeien hebben..........
A
vlekken
B
melk
C
staarten
D
kalfjes

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Het Suikerfeest vier je na:
A
Pasen
B
Ramadan
C
Offerfeest
D
Kerst

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Feestbingo

Slide 24 - Diapositive

Doe: download de bingo-kaarten die in deze les zitten, print ze uit en deel ze uit aan de leerlingen. 
Draai aan de spinner en laat de leerlingen het juiste antwoorden aankruisen op hun bingo-kaart. 
Doel van deze opdracht is om te verkennen welke feesten de leerlingen allemaal kennen. Het is een introductiespel om kort kennis te maken met verschillende feesten. De leerlingen leren door deze feestbingo dat er veel overeenkomsten tussen feesten zijn. Op de meeste vragen in de feestbingo zijn meerdere feesten het goede antwoord. 
Let op! Je mag tijdens het spelen van de bingo maar een kruisje neerzetten. 
Tip tijdens het spelen van de bingo: 
geef leerlingen de beurt om iets te vertellen over het antwoord op de vraag of geef zelf uitleg over de viering.


Wat vond je van de quiz?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions