WISKUNDE KLAS 1

kwiskunde
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
OPLMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

kwiskunde

Slide 1 - Diapositive

Welke begrippen horen bij een assenstelsel?
A
Coordinaten
B
Grafieken
C
x-as en y-as
D
Alle antwoorden

Slide 2 - Quiz

Welke as in een assenstelsel is horizontaal?
A
x-as
B
y-as

Slide 3 - Quiz

Welke lijnen zijn evenwijdig
aan elkaar?
A
a en d
B
b en f
C
d en c
D
d en f

Slide 4 - Quiz

Hoeveel symmetrieassen
heeft deze figuur?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quiz

Welk figuur is een
prisma?
A
B
A
A
B
B
C
allebei wel
D
allebei niet

Slide 6 - Quiz

Welke coördinaat hoort bij punt A?
A
( 1 , 2 )
B
( 2, 1 )
C
( 2, 2)
D
( 5, 3 )

Slide 7 - Quiz

Welke hoek is 90 graden?
A
Hoek A
B
Hoek B
C
Hoek C
D
Hoek D

Slide 8 - Quiz

Rond af op een heel getal:
7.6
A
7
B
8
C
7.5
D
6

Slide 9 - Quiz

Rond af op een duizendtal
2651 ≈
A
2000
B
3000
C
2600
D
2700

Slide 10 - Quiz

afronden op 1 decimaal
23,047
A
23
B
23,2
C
23,0
D
23,1

Slide 11 - Quiz

Hoe heet deze figuur?
A
Ruit
B
Vierkant
C
Vlieger
D
Parallellogram

Slide 12 - Quiz

Hoeveel graden heeft een rechte hoek?
A
45 graden
B
90 graden
C
180 graden
D
360 graden

Slide 13 - Quiz

Een vierkant heeft zijden van 5 cm. Wat is de oppervlakte?
A
20 cm2
B
25 cm2
C
25 cm
D
20 cm

Slide 14 - Quiz

Welke coördinaat hoort bij punt B?
A
( 1 , 2 )
B
( 3 , 5 )
C
( 5 , 3 )
D
( 4 , 1 )

Slide 15 - Quiz

Hoe heet deze driehoek?
A
Gelijkzijdig
B
Gelijkbenig
C
Rechthoekig
D
Gewoon driehoek

Slide 16 - Quiz

Welke woordformule
hoort bij deze tekst?
A
Aantal attracties x 2,50 + 15 = het totale bedrag
B
Aantal attracties x 15 + 2,50 = het totale bedrag

Slide 17 - Quiz

Je hebt een baan waarbij je een vast bedrag van 6 euro krijgt en 3 euro per uur verdient. Hoeveel uur moet je werken om 33 euro te verdienen?
A
3 uur
B
6 uur
C
9 uur
D
11 uur

Slide 18 - Quiz


Hoe heet deze grafiek?
A
Dalparabool
B
Bergparabool
C
Boog
D
Vloeiende lijn

Slide 19 - Quiz

De oppervlakte druk ik uit in?
A
m2
B
m
C
m3

Slide 20 - Quiz

Hoeveel in procenten?
A
75%
B
25%
C
40%
D
4%

Slide 21 - Quiz

Hoe noem je de lijnen van een hoek?
A
Lijnen
B
Hoeklijnen
C
Kijklijnen
D
Benen

Slide 22 - Quiz

Bereken:
-11 + 5 x 3=
A
24
B
4
C
-4
D
8

Slide 23 - Quiz

Bereken:
-8 - 5 : 5 - 2 =
A
11
B
10
C
-11
D
-9

Slide 24 - Quiz

Bereken:
57 + 2 x (-2 + 7)=
A
67
B
-67
C
53
D
59

Slide 25 - Quiz

-9 - -13 =
A
22
B
-22
C
-4
D
4

Slide 26 - Quiz

Getallen achter de komma
noemen we ...
A
kommagetallen
B
andermalen
C
decimalen
D
decimeters

Slide 27 - Quiz

Herleid
32x53y6y3x+2y
A
6x13y18xy
B
k.n.k
C
6x17xy18y
D
6x17y18xy

Slide 28 - Quiz

Is deze figuur symmetrisch?
A
ja
B
Nee

Slide 29 - Quiz

Wat betekent symmetrie?
A
een moeilijk woord voor hoeken berekenen.
B
twee helften zijn hetzelfde
C
een vergroting
D
een ander woord voor driehoek

Slide 30 - Quiz

Bereken de omtrek van de figuur
A
10 m
B
14 m
C
16 m
D
19 m

Slide 31 - Quiz

Hoe groot is hoek C?
A
210 graden
B
55 graden
C
30 graden
D
Kun je zo niet berekenen, driehoek is niet rechthoekig.

Slide 32 - Quiz

Driehoek ABC is rechthoekig. hoek C is de rechte hoek, hoek A = 38 graden, bereken hoek B
A
52
B
71
C
Dit kan je niet berekenen

Slide 33 - Quiz

Hoeveel is hoek A?
A
285
B
-105
C
105
D
75

Slide 34 - Quiz

0,02 km = ..........m
A
2000 m
B
200 m
C
20 m
D
2 m

Slide 35 - Quiz