Herhaling H2 - De Auto

H2 De auto
In paragraaf 2 heb je geleerd dat er een verband is tussen de snelheid van een auto en het toerental van de wielen.
Het toerental geeft aan hoeveel rondjes het wiel per seconde (of per minuut) maakt.
Ook de omtrek van het wiel heb je bij het rekenen met dit verband nodig.
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

H2 De auto
In paragraaf 2 heb je geleerd dat er een verband is tussen de snelheid van een auto en het toerental van de wielen.
Het toerental geeft aan hoeveel rondjes het wiel per seconde (of per minuut) maakt.
Ook de omtrek van het wiel heb je bij het rekenen met dit verband nodig.

Slide 1 - Diapositive

H2 De auto
Dit is de formule waarmee je de snelheid kunt uitrekenen:

snelheid = toerental wielen × omtrek wielen

Als je de snelheid in meter per seconde (m/s) wilt hebben, dan moet je:
– het toerental in omwentelingen per seconde (omw/s) nemen;
– de omtrek in meter (m) nemen.
Bij opdrachten krijg je altijd het toerental en de omtrek als gegevens, en moet je de
snelheid uitrekenen. Soms moet je de gegevens eerst nog omrekenen. Daarmee ga je
oefenen. Soms moet je het antwoord nog omrekenen. Daarmee ga je ook oefenen.
v=ts

Slide 2 - Diapositive

H2 De auto
In afbeelding 1 zie je een schema dat je kunt doorlopen om met succes bij het juiste antwoord te komen. Begin bij het bovenste hokje en beantwoord de vraag die er in staat. Je gaat verder naar beneden tot je onderaan bent.
Afbeelding1

Slide 3 - Diapositive

Een fietser heeft een fiets waarvan de wielen een omtrek hebben van 1,5 m. De wielen maken 5 omw/s. Bereken de snelheid van de fietser in m/s.

Slide 4 - Question ouverte

Een auto heeft wielen met een omtrek van 0,85 m. Het toerental van de wielen is 980 omw/min. Bereken de snelheid van de auto in km/h.

Slide 5 - Question ouverte

H2 De auto
Vul met behulp van dit schema de tabel hieronder verder in.
Toerental van de wielen
Omtrek van de wielen
Snelheid van de auto
10 omw/s
2,0 m
.......... m/s
10 omw/s
2,0 m
.......... km/h
300 omw/min
1,6 m
.......... km/h
360 omw/min
185 cm
.......... km/h
400 omw/min
1,7 m
.......... m/s

Slide 6 - Diapositive

H2 De auto
Antwoorden
Toerental van de wielen
Omtrek van de wielen
Snelheid van de auto
10 omw/s
2,0 m
20 m/s
10 omw/s
2,0 m
72 km/h
300 omw/min
1,6 m
28,8 km/h
360 omw/min
185 cm
 39,96 km/h
400 omw/min
1,7 m
11,3 m/s

Slide 7 - Diapositive

H2 De auto
Hoe kun je weten welke beweging een auto maakt?
Dat kan in elk geval op de volgende drie manieren:

  •  Als je in de auto zit, dan is het makkelijk. Je kijkt op de snelheidsmeter en je ziet wat er met de snelheid gebeurt.
  • Als je bij de auto staat, kun je wel ongeveer zien welke beweging hij maakt. Maar je kunt het niet meer zo zeker weten.
  • Als je een diagram hebt van de beweging van de auto, dan kun je het wel duidelijk zien.

Slide 8 - Diapositive

H2 De auto
– een eenparige beweging: de snelheid is steeds hetzelfde (constant)
– een versnelde beweging: de snelheid neemt toe
– een vertraagde beweging: de snelheid neemt af

Slide 9 - Diapositive

H2 De auto
Er is nog een vierde manier om te weten te komen wat een auto doet. Dan moet je
weten welke krachten er op de auto werken.

Er werken drie soorten krachten op een rijdende auto:
– de motorkracht
– de luchtweerstand
– de rolweerstand

Slide 10 - Diapositive

 H2 De auto
In de afbeelding zie je hoe je de nettokracht kunt
bepalen als je de motorkracht, luchtweerstand 
en rolweerstand kent. De krachten zijn getekend 
als pijlen. Die heten vectoren. Hier zijn alle krachten
op dezelfde schaal getekend. Eén hokje (onder de
auto) stelt 100 newton voor. 
Je schrijft dan: 1 cm = 100 N.
1
2

Slide 11 - Diapositive

Op een auto werkt een motorkracht van 600 N en een luchtweerstand van 400 N.
De auto rijdt met een constante snelheid.
Hoe groot is totale rolweerstand op de auto?

Slide 12 - Question ouverte

Stel dat de motorkracht een vector heeft van 6 hokjes naar recht.
Hoe zien dan de vectoren eruit van de luchtweerstand en de rolweerstand?

Slide 13 - Question ouverte

Een auto is aan het vertragen. Op een bepaald moment is de rolweerstand 200 N en de luchtweerstand 300 N. Wat weet je nu over de motorkracht?

Slide 14 - Question ouverte