week 1, znw, lidwoorden, hoofdletters, leestekens, klankgroepen,meervoud-enkelvoud, i ie, au ou, trappen van vergelijking

Taalverzorging en schrijfvaardigheid
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Taalverzorging en schrijfvaardigheid

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze periode: 

- Gebruik van spellingsregels;
- gebruik van hoofdletters en interpunctie; 
- werken aan de woordenschat.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze periode: 

- Gebruik online omgeving, dus neem elke les je laptop mee!



Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen week 1
  • Je weet wat een zelfstandig naamwoord en een lidwoord is.
  • Wanneer je hoofdletters en leestekens gebruikt. 
  • Weet je welke klankgroepen er zijn en hoe je ze moet gebruiken.
  • Ken je de theorie over meervoud/ enkelvoud.
  • Oefenen we met i/ie en au/ ou. 
  • Leren we de trappen van vergelijking.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: 
de, het, een.





Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Let op!
Alle meervouden krijgen
de
als lidwoord.
Bijvoorbeeld: de huizen

Alle verkleinwoorden krijgen het als lidwoord.
Bijvoorbeeld: het huisje


Slide 6 - Diapositive

 Zelfstandig naamwoorden krijgen in het meervoud dus altijd de  en nooit het of een.  Ook al staat er in het enkelvoud het  voor het zelfstandig naamwoord.

Bron foto: Jennifer C., Flickr

Uitzonderingen
- Als je een uitspreekt als 1, is het geen lidwoord.

- Als het niet voor een zelfstandig naamwoord staat, is het geen lidwoord, bijvoorbeeld: 

Het regent.
Het is gezellig.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelfstandig naamwoord (znw)

Huiswerk nakijken:

Pagina 122 boek B 
opdracht 4






Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Znw
- Je kan er een lidwoord voor zetten (de, het of een). 
- Je kan er een meervoud of verkleinwoord van maken. 



Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke zijn zelfstandig naamwoorden?


A
foto
B
boos
C
zon
D
naast

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke zijn zelfstandig naamwoorden?


A
Maya
B
flesje
C
muziek
D
geweest

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vandaag moet ik afwas doen. 


Welk woord mist? 


Online hoofdstuk 2, grammatica, opdracht 3, 4, 6, 7 en 8

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijvoeglijk naamwoord (bnw) 

Vertelt iets over een zelfstandig naamwoord.


Kan voor of achter het znw staan


- het spannende boek

- een spannend boek'

- het boek is spannend

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
aardappel
B
het
C
geweldige
D
gescoord

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Werkwoorden (ww)
Een werkwoord geeft aan wat iemand of iets doet of wat er gebeurd. 

dus: 
- een activiteit als lopen, springen, maken. 
maar ook: 
zijn, worden, hebben, mogen, kunnen. 





Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

zelfstandig naamwoord
Lidwoord

Bijvoeglijk naamwoord

het
kleine
rode
autootje

Slide 16 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Is 'drinken' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
zelfstandig naamwoord
computeren
zilveren
mooie
meisje
de

Slide 18 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Leestekens
Tekens die in de tekst gebruikt worden om een tekst beter leesbaar te maken, bijvb: een punt, vraagteken en een uitroepteken.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een zin eindigt met een leesteken.
  • Punt in een gewone zin:
    De deelnemers presenteren hun act.

  • Vraagteken in een vraagzin:
    Zijn ze erg zenuwachtig?

  • Uitroepteken (uitroep):
    Doe je best!

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer gebruik je hoofdletters?

  • Aan het begin van de zin.
  • Bij namen. 
  • Bij feestdagen, historische gebeurtenissen of de titel van een film/ boek, bijvoorbeeld: Tweede Wereldoorlog/ Pasen.
Online hoofdstuk 2, spelling, opdracht 11 en 12

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Is 'boven' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Klinkers/ medeklinkers
a - e - i - o - u - (ij)

De J is geen klinker, maar ij klinkt als ei -> daarom telt ij ook als klinker. 

medeklinkers:  alle andere letters uit het alfabet.



Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

klinker
medeklinker
A
F
C
P
E
R
U
O
Z
S

Slide 24 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

In welk rijtje staan alleen maar medeklinkers?
A
abcdef
B
aeiouy
C
kljpnm
D
ghftre

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Omcirkel de klinkers
Klomp                                        Schoen                           
Olifant                                        Politie
Saai                                           Breuken
Ooievaar                                    Beker

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak de woorden compleet
str   ks 
h     fd
tw    
bl    f
l     rs

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Korte en lange klanken (blz. 37)

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Heeft het woord een korte of een lange klank of beide?

lokaal
A
korte klank
B
lange klank
C
korte en lange klank

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Heeft het woord een korte of een lange klank of beide?

hok
A
korte klank
B
lange klank
C
korte en lange klank

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Heeft het woord een korte of een lange klank of beide?

lantaarn
A
korte klank
B
lange klank
C
korte en lange klank

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Klankgroepen

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Online hoofdstuk 2, spelling, opdracht 17 D, E, F en 18. 

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud (pagina 43)
Oefening 20 helemaal!

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

i of ie?
De lange klank 'ie' schrijf je met een
i of met een ie

je hoort geen verschil: dus leer de woorden uit je hoofd

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de juiste spelling?
A
lineaal
B
liniaal
C
lieniaal
D
linieaal

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de juiste spelling?
A
polietie
B
politi
C
polieti
D
politie

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de juiste spelling?
A
Eskiemo
B
Eskimoo
C
Eskimo
D
Eskiemoo

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Au of ou? 

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Au of ou: Bij de letters au en ou hoor je 
dezelfde klank, maar schrijf je de klank 
niet steeds hetzelfde.
voorbeelden: gauw, kou, auto, stout

Er is geen regel wanneer je au of ou schrijft. 
De spelling van deze woorden moet je uit je hoofd leren! (Doe de online zelftoets)


Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Trappen van vergelijking

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Trap 1 (grondwoord)
Trap 2 (+er)
Trap 3 (+st)
duur
duurder
duurst
fijn
fijner
fijnst
dom
dommer
domst
Trappen van vergelijking

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Online hoofdstuk 2, taalbewustzijn, 

Opdracht 25, 26, 27 en 28
Trappen van vergelijking

Slide 43 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik weet wat klinkers en medeklinkers zijn.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 44 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik weet wat een znw en een lidwoord is?
A
ja
B
nee

Slide 45 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik weet wat de trappen van vergelijking zijn en ik weet hoe ik ze moet toepassen.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 46 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik weet wat een znw en een bnw is?
A
ja
B
nee

Slide 47 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions